Tarwe is van oorsprong een grassoort met voedzame zaden die rond 10.000 v.Chr. al gecultiveerd werd in Turkije, het Midden-Oosten (het huidige Syrië, Libanon, Palestina en Israël) en in Oost-Afrika (Ethiopië).
Door selectie werden de eigenschappen van de plant geoptimaliseerd naar de noden van de mens voeding en zo is tarwe het voornaamste voedsel geworden. Qua productiehoeveelheid staat tarwe tussen maïs en rijst.
Dit zijn de top 10 producenten:
Er zijn talloze soorten tarwe, die naargelang het groeiseizoen onder te verdelen zijn in 3 rassen: winter‑, zomer- en overgangstarwe. De bekendste soorten zijn durum, dwergtarwe, eenkoren, tweekoren, gewone tarwe, kamut en spelt.
Vanzelfsprekend is brood het bekendste tarweproduct, maar het wordt ook gebruikt voor koekjes, taarten, pasta, noedels en koeskoes. Tarwe fermenteert gemakkelijk en ligt zo aan de basis van dranken zoals jenever, bier en wodka. De alcohol bekomen uit tarwe vindt ook toepassing als brandstof, bij voorbeeld gemengd met benzine tot gasohol. In de landbouw komt tarwe ook voor als veevoeder en stro als bijvoeding en vloerbedekking in stallen.
In de EU is de gemiddelde opbrengst van tarwe ca 8 ton/ha. Aan een richtprijs van 90 euro/hectare betekent dit een inkomst van 720 euro/ha. Omdat hiermee niet alle kosten van de landbouwer gedekt zijn, subsidieert de EU 400 euro/ha, opdat de totale inkomsten neerkomen op 1120 euro/ha. Er is ca 4 ton/ha stro, dat verkocht kan worden aan 10 à 30 euro/ton.