![](/images/legacy-images/images/080623-jvb-+-olielanden.gif)
Goedkopere olie? Vergeet het maar.
Gisteren kwamen in de Saoedi-Arabische stad Djedda de voornaamste olieproducerende
en –verbruikende landen bijeen. Het initiatief ging uit van Koning Abdullah van Saoedi-Arabië.
Laatstgenoemd land, bij monde van zijn koning en zijn viceminister van olie Abdelaziz ben Salman, heeft de intentie zijn olieproductie op te drijven om de olieprijs te drukken.
Op dit ogenblik pompt Saoedi-Arabië dagelijks ca 9,45 miljoen vaten (een respectabele
1,5 miljard liter) op. Om de goede voornemers kracht bij te zetten meldde Koning Abdullah de dag voor de conferentie dat heel spoedig de productie al met 200.000 vaten zal worden verhoogd.
Tegen volgende maand zouden er ca 500.000 vaten meer naar boven komen, zodat de dagproductie in de buurt van 10 miljoen vaten (1.6 miljard liter) zou komen. Op termijn, dat is tegen midden 2009, zou het cijfer van 12,5 miljoen vaten in het verschiet liggen.
Toch slaagde de Saoedi-Arabische delegatie er niet in, de andere olieproducenten aan haar kant te krijgen. Zo zegde OPEC-voorzitter Chakib Khelil (Algerijnse minister voor Energie en Mijnen) niet te geloven dat de huidige dure olie te wijten is aan onvoldoende productie, maar wel aan de vanuit de VS uitgewaaierde kredietcrisis, politieke factoren (Nigeria, Iran) en speculatie.
Langs onze kant willen we een kanttekening plaatsen bij de door Saoedi-Arabië beloofde vermeerdering van hun productie. In Aladdins lamp flikkert: deel 2 hadden we het o.a. over de productiecapaciteit van Saoedi-Arabië en meer bepaald over het Ghawar-veld, het grootste ter wereld.
Aan het huidige productietempo bereikt Ghawar in 2009, volgend jaar dus, zijn ‘peak oil’ punt, wat wil zeggen dat de helft van de voorraad op is. Over 10 à 15 jaar staat Ghawar droog. Maar zelfs nu al is het al moeilijk om de olie vlot te winnen. Er moeten miljarden liter zeewater naar beneden worden gepompt om het kleverige goud naar boven te persen. En dat ‘goud’ verschijnt dan niet als pure aardolie, maar als een mengsel met zeewater. Het scheiden hiervan vraagt ook energie en jaagt vanzelfsprekend de prijs in de hoogte.
Ook andere olieputten hebben zo hun problemen. Het onderzeese Cantarell-veld (Mexico) is een van de grootste ter wereld, maar om de olie te winnen moet stikstof geïnjecteerd worden. Om die reden werd in Mexico de grootste fabriek ter wereld gebouwd, die uit de stikstof scheidt van de zuurstof in de lucht. Deze kosten beïnvloeden ook de olieprijs.
Zo kunnen we nog wat doorgaan. Het komt erop neer dat de meeste nog beschikbare olie moeilijk bereikbaar (kilometers diep onderzee) is en/of is ingebed in zand (oliezand) of schalie.
Daarom zien we de olie nog niet zo spoedig terugkeren naar prijsniveaus van pakweg een half jaar geleden. De grafiek van de bekende olie-index $WTIC hierboven (23 juni 2008, 18:25) duidt aleszins niet op een terugval van de prijs op korte termijn.
Intussen stapelen de oliedollars zich maar op. De Gulf Cooperation Council, die de belangen verdedigt van de zes oliestaten Bahrein, Koeweit, Oman, Qatar, Saoedi-Arabië en Verenigde Arabische Emiraten, heeft bekendgemaakt dat de olie-inkomsten in 2007 opliepen tot 364 miljard dollar (235 miljard euro). Voor dit jaar verwacht men 636 miljard dollar (meer dan 410 miljard euro) en voor het jaar 2009 is de voorspelling 657 miljard dollar (424 miljard euro).
Dat stelt die landen voor een luxeprobleem. Want ze weten niet goed wat te doen met die bergen geld. Oppotten in fiscaal vriendelijke landen is geen interessante optie, want het geld slaapt dan en brengt niets meer op. Investeren in Westerse bedrijven is al op grote schaal gebeurd maar de economische toestand is niet meer zo rooskleurig.
Misschien laten de oliesjeiks hun oog vallen op de beurzen en leiden ze een hausse in, wie weet? Maar toch eerst zien en dan geloven.
Jan Van Besauw
Publicist voor US Markets
Ondergetekende is een gepensioneerde marketing manager. Hij schrijft voor US Markets o.m. columns, nieuwsberichten en artikels over uiteenlopende onderwerpen.