...

Alfred Cowles, boeman van de analisten

11 augustus 2007, 17:55 | US Markets Redactie | leestijd: 6 minuten | moeilijkheid: 9 / 12 | (0)

Zomaar doo­dleuk zeggen dat je een beur­sanal­ist best niet gelooft, dat is schop­pen tegen een zeer been en raak ook. Dat deed nochtans de heer Alfred Cowles, Amerikaans econ­o­mist ten tijde van de Grote Crash van okto­ber 1929. Hoe kwam hij tot zijn bikkel­harde con­clusie?



Alfred Cowles, boe­man van de beursanalisten


Alfred Cowles (18911984), ook genoemd Alfred Cowles III, was de klein­zoon van de oprichter van de Chica­go Tri­bune, een kran­tenbedri­jf ges­tart in 1847 en dat nog alti­jd bestaat als een machtige medi­a­groep. Het bedri­jf flo­reerde en aan geld ont­brak het niet bij Alfred, die in 1913 zijn doc­tor­aat in de economie had behaald aan de Yale-uni­ver­siteit. Zo kwam het, dat hij in 1929 (hij was toen 38 jaar) een flink deel van zijn cen­ten had belegd in aandelen. 



Net zoals zijn vriend Irv­ing Fish­er, die trouwens straal negeerde dat Wall Street zou kun­nen crashen, zag Cowles de dagen na 24 okto­ber 1929 veel van zijn geld in rook opgaan. Er was trouwens nog een andere par­al­lel tussen Cowles en Fish­er: bei­den liepen ze als jonge man­nen tuber­cu­lose op. Fish­er genas zichzelf door een streng veg­e­tarisch dieet en veel beweg­ing in open lucht. Cowles ver­huis­de van Chica­go naar Col­orado Springs omdat het kli­maat daar ideaal was voor tbc-patiën­ten. Hij lei­d­de zijn zak­en vanu­it Col­orado Springs en was er nog toen Wall Street crashte. 

Hij was stomver­baasd over deze gebeurte­nis. Hoe kan zoi­ets onopge­merkt voor­bi­j­gaan aan al die experts, vroeg hij zich af.

Net als Fish­er was Cowles een math­e­ma­tisch piet­je pre­cies, maar daar waar Irv­ing het ging zoeken in algemene wiskundi­ge for­mules, ging Cowles heel prag­ma­tisch te werk. Hij was eigen­lijk een jaar voor de crash al bezig, de waarde van adviezen in beurs­bladen te eval­ueren. Hij noteerde wie welk aan­deel als koop- of verkoop­waardig aan­gaf. De bedoel­ing was om na ver­loop van tijd te kijken of het effect in kwest­ie inder­daad in waarde was geste­gen, resp. gedaald. Hij was even­wel nog geen jaar bezig en Wall Street stortte in…

Cowles kon er niet bij, dat zoveel zoge­naamde experten er zo kolos­saal naast had­den kun­nen zijn en hij wilde zijn onder­zoek van de waarde van adviezen op grote schaal verderzetten. Hij nam con­tact met vriend Fish­er, die zat te treuren voor zijn 150 miljoen dol­lar die het crash­mon­ster ver­malen had, en samen richt­ten ze in 1932 een spe­ciale onder­zoekscom­missie op met als naam Cowles Com­mis­sion for Research in Economics’. 
Doel: weten­schap­pelijk onder­zoek naar de fun­da­menten van economie en beleggen. Van­daar haar mot­to: Sci­ence is Measurement’.

Tevens kwam er en tijd­schrift Econo­met­ri­ca’, dat tot de dag van van­daag nog alti­jd geldt als toon­aangevend op het vlak van economis­che bericht­gev­ing, meer bepaald wat de fun­da­menten ervan betreft. 

Cowles en zijn maats gin­gen aan het werk en bracht­en meer dan 12.000 beur­sad­viezen en trans­ac­ties in kaart. Een jaar lat­er, in 1933, pub­liceerde Econo­met­ri­ca Cowles’ resul­tat­en in een artikel getiteld Can Stock Mar­ket Fore­cast­ers Fore­cast?’ Zijn ont­nuchterende con­clusie: It is doubt­ful.’ Hij voegde er nog aan toe dat lukraak aan­de­len eruit pikken in vele gevallen nog betere resul­tat­en kan oplev­eren. Dat werd hem door Wall Street absolu­ut niet in dank afgenomen. 



Maar Cowles liet zich niet uit het veld slaan en hij ging door. In 1933 stelde hij een eigen beursin­dex samen, die heel anders werk­te dan de toen al befaamde Dow Jones, die eigen­lijk op een zeer ama­teuris­tis­che manier berek­end werd (en wordt).

Hij kende de aan­de­len van de NYSE een bepaald gewicht toe op basis van hun gemid­delde presta­ties en kwam zo tot een real­is­tis­ch­er beeld. Hier­mee heeft hij met zijn Cowles Indus­tri­al Index het fun­da­ment gelegd van de Stan­dard & Poor’s.

In 1944 pub­liceerde hij het resul­taat van zijn onder­zoek van de waarde van beur­sad­viezen voor een lan­gere peri­ode dan de eerste keer, nl. van 1929 tot 1944. Hij stelde vast dat van alle adviezen van de anal­is­ten in die peri­ode er 80% kopen’ aan­gaven en 20% verkopen’, ter­wi­jl de Dow Jones in die 15 jaar nog niet tot de helft van het niveau van voor de crash was kun­nen terugkrabbe­len. Met andere woor­den: wie had belegd was eraan voor zijn moeite. 

Cowles her­haalde zijn con­clusie van 1932 in Econo­met­ri­ca en voegde eraan toe, dat hij beursvoor­spellers nooit zou zien verd­wi­j­nen. Er is alti­jd de onderliggende hoop van de beleg­ger, dat er toch iemand moet zijn die het bij het rechte eind heeft,’ schreef hij ondermeer.

De Cowles Com­mis­sion bestaat niet meer onder die naam, maar ze leeft nog voort als de Cowles Foun­da­tion, die zoals boven­staand logo aangeeft nog alti­jd bekom­merd is voor het meten op het vlak van de economie en aan­ver­wante dis­ci­plines. Daar­voor maakt deze Foun­da­tion gebruik van nauwkeurige logis­che, math­e­ma­tis­che en sta­tis­tis­che analyses.’

Laat ons hopen dat op een dag de Cowles Com­mis­sion als besluit kan for­muleren, dat de beurs wél voor­speld kan wor­den. Want uitein­delijk hangen de beslissin­gen van beleg­gers om een bepaald aan­deel op een bepaald ogen­blik te kopen of te verkopen af van een serie para­me­ters, een beet­je te vergelijken met de para­me­ters die het weer of het ver­loop van een spel­let­je schak­en beïn­vloe­den. Wat het schak­en betre­ft, heeft de com­put­er al bewezen beter te zijn dan een mens, dit heeft groot­meester Kas­parov kun­nen ondervin­den in 2003.

De weer­com­put­ers zijn op weg om voor elke regio naar keuze te weer uur na uur te voor­spellen. Het is nog niet zover, maar er wordt hard aan gewerkt.

Daarom kun­nen we ons eraan verwacht­en, dat in een niet te verre toekomst een com­put­er zal kun­nen zeggen wat een bepaalde index of een bepaald aan­deel mor­gen zullen doen. Dan al de rol van de beur­sanal­ist anders zijn dan van­daag, maar hij zal alti­jd nodig zijn als tussen­per­soon tussen de vra­gende par­tij (beleg­ger) en de advis­erende par­tij (de com­put­er). Want de enorme gegevensstromen moeten net­jes gekanaliseerd blijven.

Jan Van Besauw 
Pub­li­cist voor US Markets
12 augus­tus 2007.
Onder­getek­ende is een gepen­sioneerde mar­ket­ing man­ag­er. Hij schri­jft voor US Mar­kets o.m. columns, nieuws­bericht­en en artike­len over diverse onder­w­er­pen. Hij heeft op het moment van schri­jven geen materieel belang of bez­it in de bespro­ken bedri­jven of beleggingsinstrumenten.


Reageren

Anonieme comments achterlaten is niet toegestaan. Hiervoor moet u ingelogd zijn. Login »
Turbo’s zijn complexe instrumenten en brengen vanwege het hefboomeffect een hoog risico mee van snel oplopende verliezen. 7 op de 10 retailbeleggers verliest geld met de handel in turbo’s. Het is belangrijk dat u goed begrijpt hoe turbo’s werken en dat u nagaat of u zich het hoge risico op verlies kunt permitteren.