![](/images/legacy-images/images/070810-jvb-+-NYSE.gif)
Alfred Cowles, boeman van de beursanalisten
Alfred Cowles (1891−1984), ook genoemd Alfred Cowles III, was de kleinzoon van de oprichter van de Chicago Tribune, een krantenbedrijf gestart in 1847 en dat nog altijd bestaat als een machtige mediagroep. Het bedrijf floreerde en aan geld ontbrak het niet bij Alfred, die in 1913 zijn doctoraat in de economie had behaald aan de Yale-universiteit. Zo kwam het, dat hij in 1929 (hij was toen 38 jaar) een flink deel van zijn centen had belegd in aandelen.
Net zoals zijn vriend Irving Fisher, die trouwens straal negeerde dat Wall Street zou kunnen crashen, zag Cowles de dagen na 24 oktober 1929 veel van zijn geld in rook opgaan. Er was trouwens nog een andere parallel tussen Cowles en Fisher: beiden liepen ze als jonge mannen tuberculose op. Fisher genas zichzelf door een streng vegetarisch dieet en veel beweging in open lucht. Cowles verhuisde van Chicago naar Colorado Springs omdat het klimaat daar ideaal was voor tbc-patiënten. Hij leidde zijn zaken vanuit Colorado Springs en was er nog toen Wall Street crashte.
Hij was stomverbaasd over deze gebeurtenis. Hoe kan zoiets onopgemerkt voorbijgaan aan al die experts, vroeg hij zich af.
Net als Fisher was Cowles een mathematisch pietje precies, maar daar waar Irving het ging zoeken in algemene wiskundige formules, ging Cowles heel pragmatisch te werk. Hij was eigenlijk een jaar voor de crash al bezig, de waarde van adviezen in beursbladen te evalueren. Hij noteerde wie welk aandeel als koop- of verkoopwaardig aangaf. De bedoeling was om na verloop van tijd te kijken of het effect in kwestie inderdaad in waarde was gestegen, resp. gedaald. Hij was evenwel nog geen jaar bezig en Wall Street stortte in…
Cowles kon er niet bij, dat zoveel zogenaamde experten er zo kolossaal naast hadden kunnen zijn en hij wilde zijn onderzoek van de waarde van adviezen op grote schaal verderzetten. Hij nam contact met vriend Fisher, die zat te treuren voor zijn 150 miljoen dollar die het crashmonster vermalen had, en samen richtten ze in 1932 een speciale onderzoekscommissie op met als naam ‘Cowles Commission for Research in Economics’.
Doel: wetenschappelijk onderzoek naar de fundamenten van economie en beleggen. Vandaar haar motto: ‘Science is Measurement’.
Tevens kwam er en tijdschrift ‘Econometrica’, dat tot de dag van vandaag nog altijd geldt als toonaangevend op het vlak van economische berichtgeving, meer bepaald wat de fundamenten ervan betreft.
Cowles en zijn maats gingen aan het werk en brachten meer dan 12.000 beursadviezen en transacties in kaart. Een jaar later, in 1933, publiceerde Econometrica Cowles’ resultaten in een artikel getiteld ‘Can Stock Market Forecasters Forecast?’ Zijn ontnuchterende conclusie: ‘It is doubtful.’ Hij voegde er nog aan toe dat lukraak aandelen eruit pikken in vele gevallen nog betere resultaten kan opleveren. Dat werd hem door Wall Street absoluut niet in dank afgenomen.
Maar Cowles liet zich niet uit het veld slaan en hij ging door. In 1933 stelde hij een eigen beursindex samen, die heel anders werkte dan de toen al befaamde Dow Jones, die eigenlijk op een zeer amateuristische manier berekend werd (en wordt).
Hij kende de aandelen van de NYSE een bepaald gewicht toe op basis van hun gemiddelde prestaties en kwam zo tot een realistischer beeld. Hiermee heeft hij met zijn Cowles Industrial Index het fundament gelegd van de Standard & Poor’s.
In 1944 publiceerde hij het resultaat van zijn onderzoek van de waarde van beursadviezen voor een langere periode dan de eerste keer, nl. van 1929 tot 1944. Hij stelde vast dat van alle adviezen van de analisten in die periode er 80% ‘kopen’ aangaven en 20% ‘verkopen’, terwijl de Dow Jones in die 15 jaar nog niet tot de helft van het niveau van voor de crash was kunnen terugkrabbelen. Met andere woorden: wie had belegd was eraan voor zijn moeite.
Cowles herhaalde zijn conclusie van 1932 in Econometrica en voegde eraan toe, dat hij beursvoorspellers nooit zou zien verdwijnen. ‘Er is altijd de onderliggende hoop van de belegger, dat er toch iemand moet zijn die het bij het rechte eind heeft,’ schreef hij ondermeer.
De Cowles Commission bestaat niet meer onder die naam, maar ze leeft nog voort als de Cowles Foundation, die zoals bovenstaand logo aangeeft nog altijd bekommerd is voor het meten op het vlak van de economie en aanverwante disciplines. Daarvoor maakt deze Foundation gebruik van ‘nauwkeurige logische, mathematische en statistische analyses.’
Laat ons hopen dat op een dag de Cowles Commission als besluit kan formuleren, dat de beurs wél voorspeld kan worden. Want uiteindelijk hangen de beslissingen van beleggers om een bepaald aandeel op een bepaald ogenblik te kopen of te verkopen af van een serie parameters, een beetje te vergelijken met de parameters die het weer of het verloop van een spelletje schaken beïnvloeden. Wat het schaken betreft, heeft de computer al bewezen beter te zijn dan een mens, dit heeft grootmeester Kasparov kunnen ondervinden in 2003.
De weercomputers zijn op weg om voor elke regio naar keuze te weer uur na uur te voorspellen. Het is nog niet zover, maar er wordt hard aan gewerkt.
Daarom kunnen we ons eraan verwachten, dat in een niet te verre toekomst een computer zal kunnen zeggen wat een bepaalde index of een bepaald aandeel morgen zullen doen. Dan al de rol van de beursanalist anders zijn dan vandaag, maar hij zal altijd nodig zijn als tussenpersoon tussen de vragende partij (belegger) en de adviserende partij (de computer). Want de enorme gegevensstromen moeten netjes gekanaliseerd blijven.
Jan Van Besauw
Publicist voor US Markets
12 augustus 2007.
Ondergetekende is een gepensioneerde marketing manager. Hij schrijft voor US Markets o.m. columns, nieuwsberichten en artikelen over diverse onderwerpen. Hij heeft op het moment van schrijven geen materieel belang of bezit in de besproken bedrijven of beleggingsinstrumenten.