Autoconstructeurs in Europa, de VS en Japan hebben het niet onder de markt en hopen de daling in hun verkoopscijfers om te buigen dankzij de reusachtige Chinese markt. Geen eenvoudige opdracht.
Hoewel niet meer zo onstuimig als voorheen, blijft de economische groei van China, die voor 2013 op 6 à 8% geraamd wordt, nog voor vele bedrijfsleiders in de VS en de EU een droombeeld.
Dat geldt zeker ook voor de autoconstructeurs, die in groten getale zijn afgezakt naar Sjanghai omwille van het internationale autosalon dat er thans plaatsvindt.
Bovenstaande verkoopscijfers geven een idee van het overwicht op de Chinese markt van twee gevestigde Westerse automerken, nl. GM en Volkswagen. Ford moet de Zuid-Koreaan Hyundai-Kia en de twee Japanners Nissan en Toyota laten voorgaan en Peugeot Citroën is hekkensluiter.
Qua groei 2012 versus 2011 hebben alle merken, behalve Nissan en Toyota en het Chinese Chery behoorlijke tot forse vooruitgang geboekt. Aan het tanende succes van Japanse wagens in China is het territoriale conflict tussen beide landen zeker niet vreemd.
En voor het eerste trimester van het lopende jaar 2013 zijn de resultaten zeker niet slecht. PSA Peugeot Citroën steeg 31% tegenover dezelfde periode in 2012. Deze constructeur zet sterk in op de Chinese markt, want hij verwacht voor 2013 een daling van 5 tot 10% van de automarkt in Frankrijk en één van 3 tot 5% in Europa.
Volkswagen maakt zich sterk GM te kloppen door in 2013 3 miljoen voertuigen te verkopen in China. Maar ook deze constructeur is somber als het gaat over de vooruitzichten voor Europa.
Een indicator van de situatie in Europa is te zoeken in de verkoop van Chinese privévoertuigen, die in het eerste kwartaal van 2013 met meer dan 10% daalde, terwijl in dezelfde periode de verkoop in China met 17,2% steeg, vooral dankzij het toenemende succes (+44%) van SUV’s.
Als de Chinese automobielmarkt blijft groeien aan het huidige tempo, dan spreken we over 10 jaar over een verkoop van 30 tot 35 miljoen exemplaren.
Met dergelijke mogelijkheden voor ogen en om de daling van de volumes te compenseren zijn Europese en Amerikaanse constructeurs druk bezig hun capaciteit voor China uit te breiden. Volkswagen zal de komende 3 jaren bijna 10 miljard euro investeren voor de bouw van 7 fabrieken in China. Op deze wijze stijgt de jaarlijkse capaciteit van 2,6 miljoen wagens in 2012 tot 4 miljoen in 2018. Dit betekent werk voor 100.000 Chinese burgers, dit is 25.000 meer dan nu het geval is.
PSA Peugeot Citroën zal in 2013 2 nieuwe fabrieken openen en zal tegen 2016 bijna 1 miljoen wagens kunnen produceren.
De Amerikaan GM doet ook zijn duit in het zakje door in China 4 fabrieken te bouwen, zodat de capaciteit in 2015 ca 5 miljoen voertuigen zal zijn.
Maar alle mooie vooruitzichten ten spijt is er reden tot voorzichtigheid. Zo is een overcapaciteit te vrezen, die in 2015 5 à 10 miljoen wagens kan bedragen. De reden hiervoor is, dat infrastructuur van China nog niet helemaal klaar is om voor al de voorspelde miljoenen autogebruikers verkooppunten, servicestations en dergelijke in stelling te hebben. In naar Chinese normen kleine tot middelgrote steden (minder dan 5 miljoen inwoners) tellen we momenteel ongeveer 40 auto’s per 1000 inwoners.
Dit geeft aan, dat voor mijoenen Chinese burgers de auto niet de rol speelt zoalw wij die hier kennen.
Daarom staat er een vraagteken achter de titel van dit artikel. De Europese en Amerikaanse autoconstructeurs moeten eerst hun huiswerk grondig maken en er in overleg met de Chinese autoriteiten voor zorgen dat de markt qua infrastructuur voorbereid wordt om die vele tienduizenden wagens die ze hopen te kunne bouwen op te vangen.
Jan Van Besauw
Columnist voor USMarkets.nl