Koopkracht is al waarom het in het leven gaat. Met meer koopkracht dwing je meer kwaliteit van leven af en kun je meer dromen verwezenlijken. Maar de koopkracht van de westerse wereld staat zwaar onder druk door de handelswijze van regeringen en de ontwikkeling van de wereldeconomie. Dit artikel (in drie delen gepubliceerd) is geschreven naar aanleiding van de presentatie die ik voor de studenten van de Erasmus Universiteit heb gehouden. De hoogtepunten heb ik daar behandeld. Dit is het hele verhaal.
Hoe genereer je meer koopkracht?
a) educatie, carrière, hoger inkomen (het element waaraan je zelf kunt werken)
b) middels een degelijk monetair beleid (kun je beinvloeden middels een zetel in het parlement om het beleid te controleren)
Het zij benadrukt dat een regering met de haar ten dienste staande centrale bank historisch heeft bewezen onze grootste koopkrachthandicap te zijn geweest. In het verleden bleken regeringen altijd geneigd meer uit te geven dan er aan middelen binnen kwam. Reden: regeren is vooruitzien voor de korte termijn met de intentie de bijgevolg uit de hand gelopen financiën te laten saneren door de volgende regeringsploeg. Dus als je jouw regering “leuke dingen” voor de mensen ziet doen dan is dat doorgaans een sigaar uit je eigen koopkrachtdoos. Alleen autonome economische groei staat een overheid toe meer uit te geven naarmate er meer inkomsten in de ‘in the pipeline’ zitten. Een overheid kan zeker niet méér blijven uitgeven in het kader van een toenemende schuldgroei die meer is dan de groei kan dragen. Als dat het geval is, is verlies van koopkracht van de onderliggende munt onweerlegbaar het gevolg.
In de geschiedenis hebben we wereldrijken zien verdwijnen als gevolg van overmatige uitgaven, meestal als gevolg van oorlogvoering. Zo zijn er grote Rijken teloor gegaan:
> het Perzische Rijk 400 v.C.
> het Romeinse Rijk in de 5de eeuw
> het Byzantijnse Rijk in de 13de eeuw
Nu zijn we weer 800 jaar verder – toeval?
Waarschijnlijk is er toch lering getrokken uit de ondergang van deze ‘empires’. De geïndustrialiserende wereld wist zich namelijk vanaf 1776 te verzekeren van een gouden standaard, ook al omdat goud in de 18e eeuw en daarvoor veelal als wereldvaluta werd gehanteerd. Met enige korte weinig succesvolle onderbrekingen wist men het goud in de vorm van een standaardeenheid te paren aan de uitgifte van papiergeld. Zodoende kon de geldhoeveelheid worden afgemeten aan de hoeveelheid goud op voorraad. Dat ging zo voort tot augustus 1971.
Nu bevinden we ons veertig jaar nadien en doemt de vraag of we ons opnieuw moeten voorbereiden op een soortgelijke implosie waarvan bovengenoemde rijken slachtoffer zijn geworden. Met alle Frankenstein Finance (“heroïne shots” aan digitaal fiatgeld zonder “onderpand”) om het economisch afglijden te voorkomen, lijkt dat er verdacht veel op.
Met name een natie als de VS, verslaafd aan gemak en krediet, kun je niet zomaar “op rantsoen” zetten. Dat is de reden waarom er voor QE (quantative easing of verruiming van de geldhoeveelheid) is gekozen aan de hand van de controversiële macro-economische theorie op het terrein van werkgelegenheid, rente en geld van John Maynard Keynes (1883 – 1946) die tot voor kort nog nooit was uitgetest. Hij meende juist ten tijde van de Grote Depressie in de jaren ’30 de economische motor weer aan de praat te kunnen krijgen door nieuw geld in de economie te pompen. Intussen weten we wel dat dit niet alleen een zeer dure maar ook een heilloze oplossing is. Evenmin heeft de creatie van meer staatsschuld ooit tot de inlossing van staatsschuld maar wel tot inflatie geleid.
Hoe kon dit gebeuren? Terug naar het verleden!
Bretton Woods – 1944
Als gevolg van overmatige schuldvorming in de jaren ’30 hadden de meeste westerse landen de gouden standaard opgegeven. Teneinde na WO II een systeem van internationale financiële stabiliteit te vestigen, werd de gouden standaard opnieuw geïntroduceerd maar nu gekoppeld aan de dollar als ‘s werelds reserve valuta (“zo goed als goud”). Buitenlandse (niet binnenlandse!) dollar tegoeden zouden te allen tijde in goud kunnen worden omgezet in de orde van $35 voor één troy ounce. Daar er voldoende geconfisceerd goud in de kluizen van Fort Knox lag, bestond er geen enkele twijfel aan de kredietwaardigheid van Amerika.
Wanneer ging het fout? Dat kwam door de Vietnamoorlog, die om zoveel meer geld vroeg dan de economische groei kon opbrengen, hetgeen in het buitenland twijfels opriep. Om deze reden wenste voormalig president De Gaulle van Frankrijk eind jaren ’60 de Franse dollartegoeden om te zetten in goud.
Augustus 1971 – in plaats van de rente te verhogen en de schuld terug te brengen, verkoos toenmalig president Nixon om het “goudluik” te sluiten en de koppeling met goud te beëindigen. Ondanks deze actie bleef de dollar ‘s werelds reservevaluta maar nu zonder het “gouden onderpand”. Het directe resultaat was dat alle valuta’s tegen een vanaf dat moment dalende dollar maar ook tegen elkaar begonnen te zweven. In zijn tv-toespraak hield Nixon zijn gehoor voor dat “de dollar altijd een dollar zou blijven”. Hij zei er niet bij dat de impliciete waardedaling van de dollar tot minder koopkracht zou leiden. Op dat moment verkeerde ik in New York en was getuige van “het gesprek van de dag”. Maar niemand had in de gaten wat er zou gaan spelen. In die tijd droeg de industriële productie nog flink bij aan een positieve handelsbalans en draaide de economie merendeels op eigen olie. Wel begon de inflatie in de loop van de ’70-er jaren flink op te lopen tot ruim 15% in het begin jaren ’80. In die tijd was er nog voldoende economische “balans” om de rente zodanig te verhogen dat de inflatie kon worden ingedamd.
Maar wat betekende de loskoppeling in werkelijkheid? Dat de V.S. onder de dekmantel van de centrale bank (Federal Reserve) als toezichthouder op de koopkracht van ’s werelds reservemunt een blanco volmacht verkreeg om eindeloos geld bij te drukken. ‘The dollar is our currency but your problem’ zoals John Connally, Nixon’s minister van Financiën, ijskoud stelde ten tijde van een meeting in Washington D.C. met zijn collegae ministers van Financiën. Dit naar aanleiding van een opmerking dat er intussen zoveel dollars over de wereld “zwierven”. In weerwil van de monetaire verruiming bleef de dollar in het buitenland toch populair vanwege de sterke afhankelijkheid van Amerika’s militaire paraplu gedurende de Koude Oorlog en daarna. Ook de export gedreven economieën in Azië (aanvankelijk Japan, Taiwan en Korea later gevolgd door China en India) waren in belangrijke mate op de dollar georiënteerd. Zo lang het Verre Oosten hiervan nog steeds afhankelijk is, bestaat er geen reëel alternatief voor de ‘green back’ als reservevaluta.
Na een periode van min of meer ‘balanced budgets’ ten tijde van het bewind van Clinton veranderde de situatie met het aantreden van George W. Bush. Het begon met de opzet van de Home Security (binnenlandse veiligheid) en de invasie in Afghanistan na 9⁄11 en later de oorlog in Irak in 2003 die grote sommen geld vereisten. Geld dat de economische groei ver te buiten ging. De financiële situatie verslechterde nog na de introductie van de belastingverlagingen waardoor er nog minder geld “in kas” stroomde. De laatste actie was vooral bedoeld om Bush’ populariteit te verbeteren na de discutabele inval in Irak.
Toen Bush zich opnieuw verkiesbaar stelde, meende hij zoveel mogelijk steun te kunnen verkrijgen door aan te kondigen dat iedereen recht had op een eigen huis. De huizenmarkt zou daardoor nog meer groeien. Dat was goed voor de economie, goed voor de huizenbezitter in een stijgende vastgoedmarkt en dus ook goed voor de US Internal Revenu Service (Belastingdienst). Maar hoe solide zijn hypotheken in een dalende vastgoedmarkt, meestal hoog gefinancierd tegen een variabele rente.
Toen de huizen- en hypotheekmarkten uiteindelijk bezweken onder het derivatengeweld moest de Fed alle ‘too big to fail’ financiële instituten inclusief de door de overheid gegarandeerde Fannie Mae and Freddy Mac redden middels de overname van hun ‘toxic loans’. Deze leningen bleken te zijn uitgegeven op een fractionele reserve basis variërend van 20 : 1 tot meer dan 80 : 1, de Achilles’hiel van het financiële systeem. Deze leningen verpakt in versneden zgn. AAA mortgage backed securities werden over de gehele wereld verkocht. Maar weinigen konden vermoeden dat deze praktijken zouden leiden tot de in 2008 in gang gezette kredietcrisis. Evenmin dat de belastingbetaler zou opdraaien voor de gevolgen van de redding van de ‘too big to fail’ banken.
Totdat Ronald Reagan in 1980 aan het bewind kwam was er bijna 200 jaar verstreken om een schuld van één biljoen (duizend miljard) te creëren. Thans kost het nog geen jaar om zo’n schuld te produceren. Dit zou nooit mogelijk zijn geweest met een koppeling aan het goud. De hieruit voortgevloeide neergang van de koopkracht van de dollar wordt niet alleen bij de Amerikaan maar bij zeer vele wereldburgers neergelegd. Dit is intussen vooral zichtbaar geworden in hoge voedselprijzen in landen met relatief lage inkomens. Met een laag inkomen weegt stijging van de voedselprijs aanzienlijk zwaarder.
Op deze chart wordt zichtbaar dat overheidsfinanciering over een lengte van jaren onderdeel is geweest van een nogal gewaagd en arbitrair financieel beleid. Alleen toen voormalig president Roosevelt in 1933 het goud van de Amerikaanse onderdaan had geconfisceerd, verbeterde de Amerikaanse schuldenpositie dramatisch snel middels de verse goudvoorraden in de kelders van Fort Knox.
In het volgende artikel meer…
Robert Broncel
Publicist US Markets