Met de 4e kwartaalcijfers van Aluminiumgigant Alcoa ging in de VS het kwartaalcijferseizoen weer van start. Later volgden ook de bank JP Morgan en halfgeleiderproducent Intel met hun cijfers. Alle drie de bedrijven publiceerden betere cijfers dan door analisten was verwacht. Beleggers waren echter niet erg onder de indruk en alle drie de bedrijven daalden na publicatie.
Vooral in het geval van Intel was dat opmerkelijk. Intel kwam namelijk naar buiten met zijn derde achtereenvolgende triple play. Een triple play duidt op beter dan verwachte winstcijfers, een hoger dan verwachte omzet en een naar boven bijgestelde toekomstverwachting. Beter lijkt niet te kunnen. Maar net als bij publicatie van zijn cijfers in het vorige kwartaal daalde het aandeel na publicatie. In navolging van bovengenoemde bedrijven moest de hele beurs een veer laten. Over de gehele week leverde de S & P 500 0,8 % in.
Waarom dalen de koersen terwijl de tot op heden gepubliceerde cijfers toch goed zijn? Dat lijkt alles te maken te hebben met het veranderde sentiment onder beleggers. Nu de rally sinds maart vorig jaar al weer 10 maanden onderweg is wordt het steeds drukker in het stierenkamp. Zo hebben de verzamelde aandelenstrategen op Wall Street hun geadviseerde allocatie in aandelen inmiddels weer opgevoerd naar ruim 60 %. Tijdens de ineenstorting van Lehman Brothers in de herfst van 2008 was dat 56 % en sindsdien hadden ze hun allocatie alleen maar verlaagd. Maar de huidige allocatie is weer terug op het niveau van voor de crisis. Ook onder de beleggers is het bullish sentiment inmiddels weer boven de belangrijke lat van 50 % gekomen. Boven deze lat zijn de bulls weer in de meerderheid. Een dergelijk signaal wordt onder contrarians over het algemeen gezien als een reden om een keerpunt in de markt te verwachten.
Tegen deze argumentatie is echter het een en ander in te brengen. Zo ligt de gemiddelde geadviseerde allocatie in aandelen onder strategen op Wall Street historisch op 64 %. Daar zijn we nog niet. En wat betreft het optimisme onder beleggers het volgende. Gedurende de bullmarket van 2002 tot 2007 hadden de bulls het grootste gedeelte van de tijd (55 %) de overhand. Sterker nog, de stijging van de S & P 400 Mid Cap-index vond gedurende deze periode plaats terwijl de bulls niet minder dan 80 % van de rally de overhand hadden. Voor de S & P 600 Small Cap bedroeg dit percentage zelfs 86 %. Het argument dat er momenteel te veel bulls zijn en de markt op het punt staat te draaien lijkt dus zwak. Tijdens de periode 2003 – 2007 was het bullish sentiment vrijwel continu boven de 50 % en de S & P 500 kende in deze periode nooit een correctie van meer dan 10 %!
Het heeft er momenteel meer van weg dat de lat door analisten erg hoog is gelegd. Het is voor bedrijven moeilijker geworden om nog langer aan de verwachtingen te kunnen voldoen. Analisten verwachten over het 4e kwartaal een stijging van de winsten binnen de S & P 500 van maar liefst 62 % ten opzichte van een jaar geleden. Voor de financiële sector is deze verwachting zelfs 120 %! Toch heeft de S & P 500 het gedurende de vorige winstcijferseizoenen goed gedaan. De afgelopen 3 kwartalen steeg de beurs respectievelijk met 9,5 %, 15,1 % en 2,8 % tijdens het cijferseizoen. Dat terwijl sinds 2001 het gemiddelde cijferseizoen een magere plus van 0,18 % realiseerde. Deze keer was de beurs voorafgaand aan het cijferseizoen echter al behoorlijk opgelopen. En analisten volgen de beurs in plaats van andersom. Toch kunnen beleggers onmogelijk teleurgesteld zijn over de ontwikkelingen tot nog toe. De eerste twee weken van 2010 leverden 1,88 % aan rendement op. Daarvoor moet een belegger bijvoorbeeld een staatsobligatie een half jaar aanhouden.
Jan-willem Nijkamp
voor US Markets