Wat als de olie op zal zijn?
Stel u even voor, dat in de loop van dit jaar de olieputten één na één zouden droog komen te staan. De olietankers vervoeren nog de laatste gestockeerde voorraden ruwe olie, de pijplijnen staan leeg. De raffinaderijen kunnen nog enkele weken aan het werk blijven, maar dan zijn ook hun tanks leeg. Op korte tijd komen benzine, diesel en stookolie op de rantsoeneringslijst te staan. Privéauto’s blijven op stal, de verplaatsing van en naar het werk, school of supermarkt gebeurt per fiets of te voet. Het duurt niet lang of een hele reeks producten zijn niet meer te koop.
Intussen schiet de prijs van aardgas de hoogte in, evenals deze van steenkool. De kern- en waterkrachtcentrales horen de kassa al rinkelen, draaien op volle toeren maar kunnen de toenemende vraag naar elektriciteit niet volgen omdat je nu eenmaal een nieuwe centrale of stuwdam niet snel op poten hebt.
De industrie wil reageren en drijft de productie van zogenaamde alternatieve energiebronnen op. De prijzen van biodiesel, ethanol en waterstof rijzen de pan uit. De elektriciteitsproducenten verdienen schatten aan de stroom die ze opwekken met windmolens. De leveranciers van fotovoltaïsche cellen zijn hun stock in een mum van tijd kwijt en de installateurs gaan kapot aan de stress.
Het duurt niet lang of er kunnen geen alternatieve energiebronnen meer geproduceerd worden, evenmin als medicijnen, kleren, staal, verf, schoenen, plastic flessen, schoonmaakmiddelen, cosmetica, meubelen, … Deze lijst is heel, heel lang. Eigenlijk is het gemakkelijker om op te sommen waarvoor geen olie nodig is. Het is een interessante, maar niet bepaald vrolijk stemmende denkoefening.
Aardolie is nog altijd primaire energie nummer één. In het jaar 2007 (data voor 2008 worden binnenkort vrijgegeven) was aardolie verantwoordelijk voor 35,6% van het verbruik van primaire energie, naast steenkool (28,6%), aardgas (23,8%), waterkracht (6,4%) en kernenergie (5,6%).
In de top‑5 van de verbruikers van alle primaire energie vinden we de VS met 21,9%, gevolgd door China (18,5%), Rusland (6,5%), Japan (4,8%) en India (3,9%), samen bijna 55,6%.
![](/images/legacy-images/images/090518%20-%20275%20-%20tabel%20prim%20energ.jpg)
Als we gaan kijken naar verschillende activiteitsgebieden, dan komen we tot bovenstaande grafiek, waaruit blijkt dat het transport (in de breedste zin van het woord) 46% van alle primaire energie verbruikt. De industrie is goed voor meer dan een kwart (27%) van dit verbruik en daar willen we even blijven bij stilstaan.
Want de industrie gebruikt niet alleen olie om machines te doen draaien, maar ook voor de fabricage van bijna alles wat wij rond ons zien. Dat onze leefwereld eruit ziet zoals nu, is helemaal te danken aan het kleverige zwarte goud. Aardolie heeft de economische ®evolutie van de 20ste eeuw mogelijk gemaakt. In de 19de eeuw waren er pogingen om uit steenkool bepaalde industriële grondstoffen te bekomen. Hierbij ging men dan uit van steenkoolteer, een dikke kleverige en onaangenaam riekende brij die achterblijft bij de cokesfabricage. Maar al die pogingen hebben enkel wat chemicaliën opgeleverd, evenals houtbeschermers en pek om asfalt te maken.
Afhankelijk van wie of van welke instantie de data afkomstig zijn, zou de olie over 23 tot
38 jaar uitgeput zijn, dus gemiddeld over 30 jaar. Dit is een verontrustend gegeven. Want lang voordat de olievelden wereldwijd droog zullen vallen, mogen we ons aan berichten verwachten van producenten die hun installaties noodgedwongen moeten op non-actief zetten. Het zal de wet van de sterkste, in dit geval de rijkste, zijn die bepaalt waarheen de laatste vaten zullen rollen. Om maar te zwijgen van de prijs van deze vaten.
De klok tikt onverbiddelijk voort. Er moéten vervangers gevonden worden voor aardolie. Niet alleen als energiebron, maar ook als basisgrondstof voor zo goed als alles wat de industrie produceert, dus alles wat wij nodig hebben om te leven zoals we nu leven.
Met uitzondering van waterkracht is de beschikbaarheid van de overige primaire energiebronnen evenmin onbeperkt: steenkool zou nog 130 à 150 jaar voorradig zijn,
aardgas ca 60 jaar en uranium ca 50 jaar.
Om echt toekomstgericht te denken, moeten we onze aandacht schenken aan hernieuwbare energiebronnen. Hiertoe behoort de hoger aangehaalde waterkracht, een zuivere manier om elektriciteit op te wekken. Maar stuwdammen zijn duur en beroven heel dikwijls de plaatselijke bevolking van hun levensruimte. En de geproduceerde elektriciteit is weliswaar interessant voor de industrie en de huishoudens enz., maar minder voor het aandrijven van auto’s wegens de hinderpalen die de (nog altijd) beperkte actieradius, de oplaadtijden van de accu’s en het gewicht van deze laatste zelf betekenen.
Andere hernieuwbare, synoniem met duurzame, energiebronnen zijn biodiesel, bioethanol, waterstof, biogassen, windenergie en fotovoltaïsche cellen.
Biodiesel op zichzelf is wel interessant, maar vraagt te veel landbouwareaal om verantwoord te zijn. Als een kwart van alle auto’s zou gaan rijden op biodiesel, dan moest alle landbouwgrond benut worden voor de productie ervan.
Bio-ethanol kan geproduceerd door gisting van plantaardig materiaal. Zolang het hier gaat om landbouwoverschotten is er geen probleem. Maar om op grote schaal te worden benut, zullen grotere hoeveelheden nodig zijn. Hiervoor is het verbouwen van suikerriet of maïs vereist en dan geldt een analoog verhaal als bij biodiesel.
Waterstof is het lichtste chemische element, in gigantische hoeveelheden aanwezig in het heelal. Zo bestaat onze zon met een massa van vele miljarden tonnen voor het grootste deel uit waterstof. Jammer genoeg komt het op aarde niet in vrije vorm voor, maar wel in heel veel chemische verbindingen, met water (H2O) als bekendste. Door elektrolyse van water krijg je waterstof (H2) en zuurstof (O2). Dit proces vraagt elektrische stroom en dat heeft natuurlijk weer zijn prijs. Er rijden nu al voertuigen (stadsbussen) op waterstof, maar voor personenwagens zijn de opslagtanks voor waterstof niet praktisch wegens gewicht en volume. Wel wordt er ijverig gezocht naar alternatieve manieren om waterstof te fabriceren en op te slaan, maar op korte termijn is er o.i. nog geen oplossing in zicht.
Biogas is een mengsel van methaan (CH4) en kooldioxide (CO2) dat vrijkomt tijdens de gisting van organisch afval, zoals mest, huishoudelijk vuil of rioolslib. Na reiniging (want het bevat na productie ook nog waterdamp en het ruikt onaangenaam) en verwijderen van het grootste deel kooldioxide kan het gebruikt worden in de plaats van aardgas voor verwarming of als autobrandstof. In dit laatste geval gelden vergelijkbare bezwaren als bij waterstof: het stockeren van het gas in een zware en plaatsrovende tank.
Windenergie uit zich meer en meer, kijk maar naar de windmolenparken die deel beginnen uit te maken van ons landschap. Op zichzelf is het een zuivere energiebron, niet vervuilend, duurzaam enzovoort. Enkel dient verrekend te worden wat het aan energie kost om zulke turbine te bouwen. Bovendien is de stroomproductie niet echt stabiel, want afhankelijk van de grillen van de wind. Te veel geproduceerde energie kan in het bestaande netwerk geïnjecteerd worden en dat is dan weer interessant voor de portemonnee. Relatief interessant, want als er te weinig of te veel wind is, draaien de turbines niet en dan is het weer kassa kassa voor je stroomleverancier.
Fotovoltaïsche cellen werken op het principe dat het chemische element silicium (Si), mits bepaalde toevoegingen, stroom produceert zodra er licht op valt. Je ziet de kenmerkende panelen meer en meer verschijnen, ook op daken van particuliere woningen. Om het gebruik ervan aan te moedigen kent de overheid dikwijls subsidies toe. Verder is er het vooruitzicht dat je over maximum 10 jaar gratis over stroom beschikt, tenminste zolang het daglicht er is. Want daarna hang je weer af van je elektriciteitsmaatschappij. Verder moeten we noteren, dat het produceren van silicium dat aan de juiste voorwaarden voldoet ook hele hap energie vraagt. En net zoals bij windturbines kan je te veel elektriciteit kwijt mits terugbetaling door je stroomleverancier maar zal deze zijn factuur presenteren voor de stroom die hij tijdens de donkere uren leverde.
Tot daar een overzicht van mogelijke vervangers voor aardolie op het vlak van energieproductie. Maar er is ook no een ander, belangrijk luik. Hoe ga je bij voorbeeld plastic of textiel fabriceren zonder te kunnen beschikken over aardolie? In deze richting zijn onderzoeksprojecten lopende, maar tot op heden zijn er geen veelbelovende ontwikkelingen.
Naar onze mening ligt hier een nog meer kritisch punt. Want als de klok ergens luid tikt, is het in het raam van het vinden van alternatieven voor de productie van de vele duizenden grondstoffen die we dagelijks nodig hebben.
Met elke liter aardolie die we gebruiken om er benzine of diesel van te maken, graven we ons naar de bodem van onze grondstofvoorraad om levensnoodzakelijke producten te maken. Deze wetenschap is blijkbaar nog niet genoeg doorgedrongen in de wereld van de industrie. Deze laatste zal des te harder met de neus op de feiten gedwongen als het bijna te laat zal zijn.
Wat als de olie op zal zijn? Eerlijk gezegd: niemand weet het en te weinigen zijn erom bekommerd.
Jan Van Besauw
Publicist voor US Markets
________________________________________
Ondergetekende is een gepensioneerde marketing manager. Hij schrijft voor US Markets o.m. columns, nieuwsberichten en artikels over uiteenlopende onderwerpen.