De waarde van het gemakkelijke geld in een verdeelde maatschappij .… Wie denkt dat het begrip waarde éénduidig is heeft het mis. Voor iemand die keihard voor zijn geld moet werken heeft waarde een heel ander gevoel dan voor iemand bij wie het geld komt aanwaaien. Hoe kan het dat iemand in loondienst die 30 keer zo veel verdient als een ander zonder blikken of blozen zegt dat hij dat “verdient”. En het zelf ook nog gelooft. De maatschappij is in tweeën gedeeld. De scheidslijnen lopen anders dan u en Karl Marx ooit vermoed hadden. Het zijn de werelden van het “moeilijke” en het “makkelijke” geld. Werkgevers en Werknemers aller landen verenigt U. Lees over de achtergronden van de geldstromen. Welk waardebegrip telt daar? Hoe zijn de verbindingen tussen de twee werelden en welke invloed heeft dat op inflatie en de pensioenen?
De wereld van het “moeilijke” geld
De wereld van het “moeilijke” geld wordt bewoond door mensen die moeite willen en moeten doen voor hun dagelijks bestaan. Globaal bestaat die wereld in de moderne tijd uit werkgevers en werknemers, die gezamenlijk werken in bedrijven en proberen er het beste van te maken. De werkgevers laten zich bijstaan door intelligente machines en vindingrijkheid terwijl de werknemers daar hun partijtje in mee kunnen blazen door te zorgen goed opgeleid en gemotiveerd te zijn. De productie wordt gemeten in arbeidsproductiviteit dwz de waarde van de producten die één arbeider in één jaar maakt. Er werd veel strijd geleverd over hoe de gemaakte productie tussen werkgevers en werknemers verdeeld moest worden. De kapitalisten vonden dat zij recht hadden op het grootste deel van de buit. Karl Marx vond dat alles naar de arbeiders moest maar helaas, zonder de inzet en de vindingrijkheid van de ondernemers werd de productie zo laag dat de ondernemers er gauw weer bijgehaald werden. Met succes.
Werkgevers en werknemers hebben elkaar broodnodig
Na de Tweede Wereldoorlog ontstond zo een symbiotisch-sociaal-kapitalistisch systeem waar de productie groot was en de buit redelijk verdeeld werd, ongeveer in de verhouding 80⁄20. 80% was lonen en 20% was rente op geïnvesteerd vermogen en winst. Daar kon iedereen wel vrede mee hebben, vooral ook doordat de productiviteit behoorlijk steeg en de koek voor alle partijen groter werd. Om die productiviteit te laten stijgen was een behoorlijke inspanning vereist. Soms ging dat goed en soms minder goed. In de goede jaren ging het om diverse procenten per jaar en dan stegen ook de lonen met diverse procenten, in andere jaren was dat minder en de loonstijging ook minder. Soms ging het zelfs heel slecht en dan zakte voor iedereen het inkomen en gingen bedrijven ook failliet. Het is zowel voor werkgevers als voor werknemers geen zeker bestaan, ieder jaar is opnieuw een uitdaging en een strijd om het bestaan. Dat houdt iedereen ook scherp want de hele wereld is de concurrent en om te overleven zul je ieder jaar je verstand en je kwaliteiten moeten gebruiken om overeind te blijven of je positie te verbeteren. De producten die je maakt moeten zo gewild zijn dat men bereid is er spontaan een bepaalde prijs voor te betalen anders blijf je er mee zitten. Je bent verplicht je vriendelijk en voorkomend te gedragen anders krijg je geen klant. Hoe je het ook draait of keert, het blijft een moeilijke strijd om het bestaan en om in die omstandigheden je geld te verdienen kost voor iedereen een grote inspanning. We noemen het daarom de wereld van het “moeilijke” geld.
De wereld van het “makkelijke” geld.
Tegenover de wereld van het “moeilijke” geld staat de wereld van het “makkelijke” geld. Stel je voor, je hebt een wereld waar altijd geld genoeg is. Heb je een tekort dan is er altijd een bron waaruit aangevuld kan worden. Voor de mensen in die wereld is er nooit een tekort want je inkomen is gegarandeerd en zal nooit ophouden. Je hebt geen concurrentie en datgene wat je presteert is altijd goed. Je hebt meestal geen product wat je moet verkopen en arbeidsproductiviteit bestaat er niet. Sommige producten moeten verplicht afgenomen worden zodat verkopen geen enkele inspanning kost. Je kunt vooral ook dingen doen die leuk zijn voor jezelf. Maak van je hobby je werk. Dat is toch een fantastische wereld. In die wereld wil toch iedereen wel leven. Natuurlijk, de mensen zijn niet dom: uit onderzoek is gebleken dat 85% van de Duitse jeugd bij de overheid wil werken. In Nederland is dat niet veel anders: welkom op de rode wolk, welkom in de wereld van het makkelijke geld.
De wereld van het “makkelijke” geld: een analyse
Waar komt dat makkelijke geld vandaan?
Een wereld waar altijd geld genoeg is, is natuurlijk een fantastische wereld. Het is de wereld van de overheid en de financiële wereld. Waar komt al dat geld vandaan? Er zijn globaal twee bronnen: de grootste bron is belastingheffing en de tweede is geldschepping door banken en alles wat daar verder mee te maken heeft. Over hoe de geldschepping in zijn werk gaat gingen twee vorige columns. Het spreekt vanzelf dat in een wereld waar altijd geld genoeg is arbeidsproductiviteit geen thema is. Producten hebben sowieso geen prijs dus dat is al helemaal niet te meten. Geld voor inkomen is er genoeg en ook voor loonstijgingen. Er is ook een verbinding tussen de twee werelden: de wereld van het “moeilijke” geld moet het “makkelijke” geld opbrengen. Wie het woord “Tiendschuur” kent van uit de tijd dat de landbouwers een tiende van de oogst af moesten dragen aan de leenheer beseft wat een geweldige tijd dat moet zijn geweest want tegenwoordig moeten de mensen uit de productieve sector door alle heffingen, belastingen en boetes al meer dan 50% van wat zij produceren afdragen aan de “makkelijke” sector. Dat zet de strijd tussen werkgevers en werknemers in een heel ander daglicht. Eigenlijk zijn het strijdmakkers. Waar zij onderling streden om een procentje meer of minder wordt nu de helft van de koek gewoon onder hun neus weggehaald. Als Marx dat geweten had zou hij graag uit zijn graf komen om er voor te pleiten dat werkgevers en werknemers gezamenlijk hun productie zouden moeten verdedigen tegen de graaiende handen.
Hoe kom je binnen in de wereld van het “makkelijke” geld
Je komt in deze wereld binnen door het tekenen van een arbeidscontract voor het leven, inclusief een super pensioenvoorziening, gecombineerd met een riante afvloeiingsregeling voor als je onverhoopt weg moet vanwege grote stommiteiten en daardoor het aanzien van de club schaadt. De belangrijkste entrée naar deze droomwereld is via de politiek. Op democratische wijze is afgesproken dat als je eenmaal binnen bent het je nooit meer aan iets zal ontbreken. Een uitgekiend systeem van wachtgelden en te verdelen (ere)baantjes zorgt er voor dat eenmaal binnen ook echt binnen is. Het aantal baantjes is schier onuitputtelijk en er komen er dagelijks bij. Een paar voorbeelden: Woningcorporaties, Waterschappen, Ziektekostenverzekeraars, Management van Scholen en Gezondheidszorg (we bedoelen natuurlijk niet de echte werkers op de werkvloer), Ministeries, Gemeentes, Rijkswaterstaat, Provincies, Raden en Deelraden en een groot aantal Adviseurs. Ze hebben allemaal met elkaar gemeen dat ze nooit geldgebrek hebben want als dat dreigt schoppen ze weer een keer tegen de zak met burgers en bedrijven (ze verhogen hun leges, boetes, tarieven, huren, toeslagen, eigen bijdrages, heffingen, belastingen, voorschriften en premies) waardoor er weer de nodige euro’s uitrollen om hun onuitputtelijke geldhonger te stillen. Voor de bühne wordt wel eens een show opgevoerd hoe moeilijk ze het hebben maar het resultaat is altijd dat het geld door de echte werkenden moet worden opgebracht. Omdat het systeem gelegitimeerd wordt door een zogenaamde democratie is het natuurlijk zaak zoveel mogelijk stemmen te verwerven voor instandhouding van het systeem. Belangrijkste bron is het scheppen van baantjes bij de bovengenoemde instellingen. Daar is , hoe kan het anders, genoeg animo voor. De kwaliteit van het onderwijs is de laatste twintig jaar achteruit gehold maar de kwaliteit van de opleiding maakt niet zoveel uit als je maar binnen weet te komen in de rode wereld. Er is niet één studierichting meer in Nederland die niet prominent Bestuurskunde in zijn aanbod heeft staan en daar steeds meer studenten op aantrekt. Studenten zijn ook niet gek. Ze willen graag met zo weinig mogelijk inspanning grote resultaten behalen. Ze willen Besturen zo lang en zo veel mogelijk. Het is een ticket naar de wereld van het “makkelijke” geld. Ambitieuze studenten van andere studierichtingen die wel iets willen presteren hebben wellicht niet in de gaten dat hun toekomst waarschijnlijk ligt in de wereld van het “moeilijke” geld en ze straks zullen fungeren als zakkenvullers van hun niet zo gemotiveerde collega’s. Een volgende bron is het kopen van stemmen door uitkeringen en subsidies. Er is genoeg geld om een groot aantal medestemmers van een waardevast inkomen te voorzien ondanks dat ze er geen prestatie voor leveren. Het zijn de stemmen die tellen. Als je dan bang bent nog niet genoeg stemmen te krijgen zet je de grenzen wagenwijd open en lokt rammelend met uitkeringen en paspoorten genoeg nieuwe stemmers om bij de verkiezingen zeker niet nat te gaan. Toch blijft de vraag hoe deze politici bij verkiezingen toch zoveel stemmen krijgen want het aantal ploeteraars in de wereld van het moeilijke geld is toch veel groter. Die stemmen daar toch niet op? Het antwoord is drieledig: ‑De werkers en bedrijven hebben al hun energie nodig om te werken voor hun bestaan en om de steeds stijgende lasten en heffingen te kunnen betalen, ze hebben de tijd niet om zich er in te verdiepen. Dit in tegenstelling tot de verhevenen die tijd genoeg hebben om nieuwe strategieën te bedenken om de werkers vervolgens ook nog eens een rad voor ogen te draaien. Veel van die werkers voelen zich machteloos en hebben zich van de politiek afgekeerd: hun stem gaat verloren. — De media, met name televisie en kranten bestaan ook voornamelijk uit mensen die van de subsidiepot leven en zij hebben een levensgroot belang erbij dat die subsidiestromen blijven komen. Zij schuwen daarbij niet om door een leugentje en gekleurde berichtgeving de werker te beïnvloeden als hij ’s avonds moe op de bank zit. ‑Dan is er nog de groep opportunisten die hopen ooit in de wereld van het gemakkelijke geld binnen te komen. Tot zo lang zullen ze niet stemmen dat dit wordt afgeschaft.
Het begrip “waarde” in de wereld van het makkelijke geld
Waarde is een subjectief begrip en kan leiden tot grote verschillen in beleving maar nergens komt dat zo duidelijk naar voren als bij de mensen in deze twee verschillende werelden. Kom je namelijk binnen in een wereld waar altijd geld genoeg is en je geen strijd meer hebt om het bestaan (voor sommige personen is dat al door hun opvoeding) dan doet dat iets met je. Je hele begrip van waarde verandert en je gaat geld met andere ogen bekijken. De verschillende fasen gaan als volgt: Eerst ben je dankbaar dat je het geluk had op deze rode wolk plaats te mogen nemen. Dan wordt de waarde van het geld in je ogen minder, hetgeen voortvloeit uit het feit dat je er geen prestatie voor hoeft te leveren en je er altijd genoeg van zult hebben. Het gewenningsproces. Dan komt de ontkenningsfase: je kunt niet accepteren dat je je geld zo makkelijk krijgt en eigenlijk een nietsnut bent. Je gaat jezelf wijsmaken dat je enorme prestaties levert. Als directeur van de woningcorporatie ga je denken dat alle huur dank zij jou binnenkomt, de directeur van het pensioenfonds denkt dat de enorme bedragen die uit de zak van de werknemers komen dank zij hem verzameld worden en de politici denken dat ze de maatschappij gelukkig maken met belastingheffing voor culturele verrijking. Gemeentebestuurders bouwen voor de tweede keer in tien jaar een onnodig gloednieuw gemeentehuis, van alle gemakken voorzien om door een omhulsel van gewicht en pantsers indruk te maken. Net als de adel in vroeger tijden. Door het niet leveren van een productieve prestatie wordt geprobeerd op andere manieren belangrijk te worden zoals de illusie dat ze heel goed zijn voor de maatschappij.
Narcistische inslag
Er ontstaat zo een verzameling mensen met een narcistische inslag die het zicht op de werkelijkheid steeds meer verliezen en zelf gaan geloven dat ze zo vreselijk goed zijn. In hun onmetelijke grootheid vinden ze zichzelf dan ook steeds belangrijker en daardoor steeds meer waard: dat regelen ze door elkaar ook steeds hogere beloningen toe te schuiven. Er is immers toch geld genoeg. Een directeur van de bloedbank die een paar keer per jaar vergadert krijgt daarvoor 8 keer het salaris van een goede arbeider, rode broeders bij de TV als van Nieuwkerk en de Leeuw vinden hun prestatie zo’n 20 ploeterende arbeiders waard (> 600.000€ ). Omdat ze zich steeds belangrijker vinden zijn ze volgend jaar al 23 of 24 arbeiders waard , geen probleem en de arbeiders betalen wel. Ze hebben niets met arbeidsproductiviteit want ze hebben een ander gevoel voor waarde. Zo is een wereldje ontstaan, compleet losgezongen van de werkelijkheid, waar eigen economische wetten gelden afgeleid van een waardebesef dat niet gebaseerd is op ruilvoet, arbeidsproductiviteit en prestatie maar op narcistische zelfoverschatting. Het is tragisch te zien dat dit verschijnsel ook in het bedrijfsleven steeds meer waar te nemen is. Vooral daar waar bestuurders via vakken als bestuurskunde of via de politiek op belangrijke posten terecht komen en op voorhand voor de rest van hun leven zijn vrijgesteld zie je het narcisme opbloeien. Ze leiden aan schromelijke zelfoverschatting en kunnen hun handen daarom niet afhouden van het geld dat ze voor de gemeenschap of van het bedrijf in beheer hebben. Een directeur van een boeren coöperatie die erg opgeeft over zijn kwaliteiten verlaagt als hij geld tekort komt gewoon de prijzen die de boeren voor hun producten krijgen. Die boeren zitten namelijk ook in die zak waar je altijd tegenaan kunt schoppen als je geld tekort komt. Een bedrijf als Koninklijke Shell is een ander voorbeeld van oneindig geld, temeer daar het een belangrijke rol vervult als belastingvanger. Publiek-Private-Samenwerking (PPS) waar geen enkele rem op is . Dat politici zich in hun makkelijke wereld zo belangrijk vinden zie je in hun gedrag tegenover de maatschappij: als een getergde burger een ambtenaar (één van hun eigen soort) door het loket trekt wordt het hele justitiële apparaat in stelling gebracht om de dader te straffen en op te sluiten maar als door het naïeve gedrag van die politici hele steden gebukt gaan onder criminaliteit dan moeten de mensen daar maar aan wennen.
Gutmenschen
Dan komen we in de laatste fase van het proces. De narcist voelt aan dat zijn bijdrage aan de maatschappij toch niet zo groot is als hij zichzelf wijsgemaakt heeft. Het applaus blijft uit. Hij is echter dankbaar dat dit leventje hem door de maatschappij is gegund en vindt dat iedereen daar ook recht op heeft (als hij het tenminste niet zelf hoeft te betalen). Hij meent dat alle mensen dezelfde hoogstaande en sociale gedachten hebben als hijzelf en daarom ook recht hebben op hetzelfde fijne en hoogstaande leven. Hij wordt een mens die alleen nog goed wil doen, een Gutmensch. Gutmensch word je als je geen strijd om het bestaan meer kent en je kunt overgeven aan idealisme. Je hoeft jezelf niet meer te handhaven en kunt jezelf wegcijferen, als het nodig is met je complete cultuur erbij. Een beetje naïef dus. Ze kennen maar één beperking en dat is dat de wereld veel te groot is om overal goed te doen. Ze moeten keuzes maken.
Specialisaties
Een geliefde doelgroep om goed te doen is als iemand zielig gevonden wordt; arme mensen, zielige misdadigers etc. Dat levert maximale voldoening. Er is hier een grote zieligheidsindustrie ontstaan. Een ander geliefd onderwerp is min of meer oncontroleerbare rampen te voorspellen die na betaling van veel geld misschien voorkomen kunnen worden: zure regen, straling, opwarming van de aarde, CO2 productie, allerlei vormen van (on)veiligheid, stijgende zeespiegel, ozongat in de lucht etc. Deze wereld van goeddoenerij heeft een hoge vlucht genomen op kosten van de werkende mens. Zou je iets voor de werkende massa willen betekenen dan moet je juist ophouden ze het geld af te pakken. Dat is de eerste winst als je het serieus meent dat ze een pensioen verdienen. Maar zover is het nog lang niet. En let wel, tussen de vele Gutmenschen die het allemaal zo goed bedoelen zitten ook een aantal keiharde zakenlui zonder moreel besef die van de onnozelheid en naïviteit waar ze mee te maken hebben sterk gebruik maken om hun zakken nog eens extra te vullen.
De betekenis van de geldstromen in deze werelden van het geld.
Er bestaan dus twee werelden die je de wereld van het “moeilijke” en van het “gemakkelijke” geld kunt noemen. In de wereld van het “moeilijke” geld wordt door werkgevers en werknemers samen een productieve prestatie geleverd. Vervolgens wordt meer dan 50% van de productie in hetzelfde jaar nog ingenomen door belastingen, heffingen enz. ten behoeve van de wereld van het “gemakkelijke” geld. In deze wereld gebeurt van alles maar met een waardeopvatting die absoluut niet lijkt op het waardebesef van hen die moeten produceren. Waarom dan toch zo weinig inflatie op dit moment? In de wereld van het gemakkelijke geld opereren ook nog eens de banken die met name de laatste 30 jaar een enorme geldhoeveelheid hebben geschapen die voornamelijk aan de overheid geleend werd. Astronomische bedragen. Dan heb je nog de pensioengelden van de werkende massa die ook “bewaard” worden in de narcistische wereld van het gemakkelijke geld. Hoe lopen die geldstromen en waarom leidt dit nu wel of niet tot inflatie?
Wordt vervolgd…..
Paul Nagels
Voor US Markets
Drs Paul Nagels (1951) is monetair econoom en ondernemer. Hij was jarenlang politiek actief en werkzaam in scholing en educatie. Ingewikkelde problemen kunnen volgens hem vaak op een duidelijke en heldere wijze uiteengezet worden.