Sell in May and run (full speed) away?
De titel van dit nieuwsbericht zinspeelt op een zogenaamde beurswijsheid, die zegt dat je in mei best alle beleggingen van de hand doet en voor een tijdje de beurs laat voor wat ze is.
Nu zijn er mensen met sterke aanleg voor statistiek die zijn gaan kijken hoe de aandelenkoersen zich in doorsnee gedragen in de loop van het jaar, en dit sinds 1950. Hun conclusie is onontkoombaar: tussen
1 november en 30 april zien we de meeste stijgingen en van 1 mei tot 31 oktober is het aantal dalingen beduidend.
1 november en 30 april zien we de meeste stijgingen en van 1 mei tot 31 oktober is het aantal dalingen beduidend.
Nu zijn er mensen die zich beroepen op niet-beursgerelateerde indicatoren zoals daar zijn de lengte van de rokken, het verloop van de Super Bowl of de Triple Crown. Dat is die mensen hun goed recht, maar we hebben toch sterke bedenkingen bij dit soort koffiedik kijken.
Terug tot harde feiten. Laten we ervan uitgaan, dat je vanaf 1950 een bedrag van 10.000 dollar belegt in de Dow Jones Industrial Average Index ($DJIA). Het beleggen gaat als volgt:
- long-positie openen op 1 november en sluiten op 30 april,
- van 1 mei tot 31 oktober het volledige kapitaal + eventuele winst bewaren in een spaarpot, zwarte kous of bankkluis,
- dan weer een long-positie openen op 1 november en sluiten op 30 april, enz.
Vandaag, 54 jaar later zou het verworven kapitaal 492.060 dollar bedragen, dit is een winst van 4.820%!
Als je nu het omgekeerde zou hebben gedaan en je long-positie opende op 1 mei en sloot op 31 oktober, dan heb je 318 dollar verlies.
Kijk, dat zijn nu bewijsbare feiten. Nu moeten we nog een uitleg zoeken om deze feiten te verklaren. Wij denken dat seizoensgebonden gedrag veel kan verklaren.
Laten we het jaar opdelen in 4 kwartalen, elk met hun eigen karakteristieken.
Kwartaal 1 (januari-maart): het jaar is nog nieuw, de verwachtingen en beloftes van rond nieuwjaar hebben nog hun effect, de euforie van een mooie eindejaarsbonus heeft nog invloed. Op beleggingsgebied heeft het geringste goede nieuws een hefboomeffect.
Kwartaal 2 (april-juni): ontnuchtering, de verwachtingen worden niet (voldoende) ingelost, de bonussen zijn opgesoepeerd. Met het oog op de naderende vakantie wordt nagegaan op welke posities winst te nemen is. Dit past dan ook in het kader van het ‘lenteschoonmaak-gevoel’. Vandaar het gezegde ‘sell in May and walk away’.
Kwartaal 3 (juli-september): het is eindelijk min of meer mooi weer, aandelenkoersen worden opzij geschoven ten gunste van barbecuen, uitstapjes. Er wordt veel minder tijd gespendeerd voor de pc en om naar de bank te stappen of te bellen is het te warm. Wanneer september en daarmee het nieuwe schooljaar in zicht komt, wordt in de portefeuille nog wat schoonmaak gehouden en verwaarloosde posities gesloten. Daardoor is september de slapste maand van alle.
Kwartaal 4 (oktober-december): hier start de geleidelijke aanloop naar het jaareinde, naar de bonussen en groeit de overtuiging dat met beleggen toch nog wat te verdienen is. Vanaf november zitten we dan volop in de positieve trend, die zich tot het einde van het volgende kwartaal zal doorzetten.
Deze rudimentaire schets tracht te verklaren wat de grote stromingen zijn die een gemiddeld beursjaar kenmerken.
We zeggen ‘gemiddeld’, zonder rekening te houden met uit de pan swingende olieprijzen, tsoenami’s, orkanen, oorlogen om van een 9⁄11 maar te zwijgen.
En de algemene situatie is niet bepaald hoopgevend:
- economische vertraging,
- globaal minder mooie winstcijfers, om maar te zwijgen van de gevallen met rode cijfers,
- stijgende rente (waarschijnlijk dikt Alan Greenspan morgen dinsdag 3 mei de VS-rente aan met
25 basispunten),
25 basispunten),
- nog altijd zeer hoge energieprijzen,
- inflatievrees.
In alle geval moeten we ons realiseren dat ook dit jaar met de maand mei een bijna traditionele periode van relatieve kalmte op beleggersvlak kan aanbreken. En als de Dow Jones zou terugvallen tot het 9.700 puntenniveau, zoals Guy Boscart dat voorziet, dan is de waarschijnlijkheid groot dat het dit kwartaal gebeurt.
In alle geval moeten we ons realiseren dat ook dit jaar met de maand mei een bijna traditionele periode van relatieve kalmte op beleggersvlak kan aanbreken. En als de Dow Jones zou terugvallen tot het 9.700 puntenniveau, zoals Guy Boscart dat voorziet, dan is de waarschijnlijkheid groot dat het dit kwartaal gebeurt.
In het raam van de hoger geschetste algemene situatie, hebben we de bekende mei-spreuk daarom wat aangepast, vanwaar de titel van deze column.
© Jan Van Besauw
Columnist voor US Markets