Na het opsturen van mijn laatste column “SPANNING STIJGT” aan DNB met de vraag: “Klaas Knot, wat doet gij?” werd me prompt de volgende dag per email verzocht contact op te nemen met KK’s spreekbuis Remko Vellenga.
Mijn vraag in de column betrof de mogelijke opvolging door DNB van het besluit van de Buba’s goud deels naar Duitsland terug te halen.
Onder verwijzing naar Kamervragen over dit onderwerp stelde Vellenga in het telefoongesprek dat ik met hem mocht hebben dat er van de zijde van DNB evenwel geen enkele reden tot zorg of twijfel bestaat betreffende wat wordt genoemd “het huidige locatiebeleid”. Dit werd onderstreept met de opmerking dat er in 2008 nog goud was verkocht, waarop DNB prompt vanuit de V.S. werd gecrediteerd. Op mijn opmerking dat zulks dom was werd geantwoord dat dit een andere discussie was en op de vraag hoeveel er destijds verkocht was, kwam geen antwoord.
Ondanks alle swaps, leases en andere “beleningspraktijken” blijft het vertrouwen bij DNB dus ongeschonden. “Da’s mooi” maar weinigzeggend. Je moet welhaast veronderstellen dat alle Europese goudverkopen sinds 1999 bijgevolg keurig in papier (middels de digitale geldpers) werden afgerekend maar dat het onderliggende goud nog steeds in “de onderaardse gewelven” van de gezamenlijke opslaglocaties Fort Knox, Westpoint en de Federal Reserve of New York opgeslagen ligt, alleen niet meer op naam van de betreffende Europese banken.
Op deze wijze zouden alle Europese centrale banken hun mogelijke leases, swaps, etc. hebben kunnen verrekenen, maar het blijft guesswork. Al menigmaal heb ik er in mijn column op gewezen dat de Amerikanen met hun dollar als reservevaluta (‘as good as gold’) al sinds de loskoppeling in augustus 1971 op kosten van de gehele wereld hebben kunnen leven zonder dat er hierop ooit serieuze sprake van kritiek is geweest. Hoe dat mogelijk is? Eén plausibele verklaring zal zijn dat we militaire bescherming kregen tegen een mogelijk aanvalsplan van de Sovjets maar die zijn er sinds 1991 niet meer.
Hoe dan ook, tenzij de heer Vellenga een knap rondje poker heeft gespeeld heb ik op geen enkele manier enig vraagteken m.b.t. het huidige beleid kunnen bespeuren. Inhoudelijk kon zoals intussen bekend niet op de inhoud van mijn column worden ingegaan. Wie zwijgt?
Echter, gelet op de antwoorden op de Kamervragen van CDA-lid van Hijum aan de minister van Financiën Dijsselbloem spreken daaruit een paar loepzuivere conclusies:
Op van Hijum’s vragen waarom 89% van ons goud in het buitenland opgeslagen blijft en in hoeverre de argumenten van veiligheid en beschikbaarheid nog steeds valide en actueel zijn, antwoordde Dijsselbloem: “omdat de goudvoorraad vooral dient als ultieme reserve zal er naar verwachting alleen aanspraak op gedaan worden in extreme crisissituaties, bijvoorbeeld wanneer liquiditeit nodig is om aan de financiële verplichtingen te voldoen, bijvoorbeeld als onderpand. Op een dergelijk moment is het opportuun om dicht bij grote financiële centra te zitten”
Voorts gaat hij verder: “De centrale banken, waarbij het goud is ondergebracht kennen een uitstekende staat van dienst die jaarlijks om een audit wordt gevraagd waarin de hoeveelheid van het Nederlandse goud nauwkeurig wordt omschreven. Er bestaat geen twijfel over de hoeveelheid of de kwaliteit van het opgeslagen goud”.
Vraag: waarom moet er jaarlijks om een audit worden gevraagd i.p.v. dat deze automatisch versterkt zou moeten worden. Over de inhoud van de audit wordt niet gerept. Er is evenmin navraag gedaan met betrekking tot de hoeveelheid goud die is verkocht, “verleased” of “verswapt”.
Om deze reden zag Dijsselbloem geen aanleiding om DNB te vragen om repatriëring ervan of de wijze van controle op de buitenlandse goudvoorraad te heroverwegen.
Op vragen wat de hoofdlijnen zijn van het door DNB gevoerde risicobeleid ten aanzien van de goudvoorraad, zowel wat betreft de waardering van de goudvoorraad als wat betreft de locatie alsmede wat precies de diversificatievoordelen zijn (waarover in het jaarverslag van DNB werd gesproken) en hoe de risico/rendementsverhouding van goud zich verhoudt tot de risico/rendementsverhouding van andere beleggingscategorieën zoals de euro- en dollar portefeuilles, antwoordde Dijsselbloem kort”en bondig: “goud heeft een uitzonderlijke positie binnen de beleggingen van DNB. Die ontleent het aan zijn eigenschappen als waardevast vertrouwensanker in crisissituaties. De ervaring van DNB leert dat in situaties waarin de financiële activa fors in waarde dalen, het publiek en de markten vertrouwen in goud blijven houden’.
Duidelijke taal zou ik zeggen, maar opmerkelijk dat hij het opeens over “het publiek” heeft temeer daar hij verder gaat met: “sinds het eind van het stelsel van Bretton Woods (1971) heeft goud weliswaar geen expliciete functie meer als dekking van geld, desalniettemin draagt het nog steeds – op meer indirecte wijze – bij aan het vertrouwen in het financieel bestel”.
Opnieuw duidelijke taal maar Dijsselbloem ging volstrekt voorbij aan de volledig uit het lood geschoten geldhoeveelheid in relatie tot het gezamenlijke BBP van de V.S., V.K., (Euro)pa en Japan zoals weergegeven in de column maar die kon hij toen nog niet gelezen hebben maar wel hebben moeten weten. Aan de hand van zijn antwoord kan men concluderen dat DNB zich achter de stellingname van Dijsselbloem schaart en het daarbij wenst te laten.
In elk geval wordt er door Dijsselbloem in tegenstelling tot de Fed toegegeven dat de rol van het goud in het bijzonder in crisissituaties van niet te onderschatten waarde is. Mocht u verdere suggesties hebben, laat me die dan weten.
Robert Broncel