Pensioenen hebben een lange weg te gaan nadat ze op “vrijwillige” basis ingevorderd zijn van de werkende tot het moment dat ze weer uitgekeerd gaan worden aan de rechthebbende. Als je ziet wie ze beheren en wat er mee gebeurt mag je blij zijn als je nog wat terug krijgt. Wat gaat er mis en is daar nog wat aan te doen?
Pensioenen als verlengde AOW
Pensioengeld is geld dat door de werkende mensen is verdiend en dat ze wettelijk afgepakt wordt om het later misschien weer terug te krijgen. Veel werkende mensen hebben de instelling dat ze het geld beter nu kunnen gebruiken als ze jong zijn en zelf kinderen hebben. Dan is er geldgebrek en moeten ze nog alles opbouwen, op latere leeftijd is er veel meer geld beschikbaar maar zijn de bestedingen minder urgent.
De vraag is gewettigd waarom er naast de volksverzekering als de AOW (Algemene Ouderdoms Wet) zo broodnodig een gedwongen extra inkomensverzekering moet bestaan, vooral omdat vanuit de eigen verantwoordelijkheid veel mensen beslist voor een extraatje op hun oude dag zullen zorgen, op een efficiënter en slimmer manier dan een pensioenfonds, bijvoorbeeld alleen al door de aankoop van een huis.
Pensioenen lijken daarom verdacht veel op een staaltje extra collectieve bemoeienis, gepaard gaande met extra regelbrij, veel extra baantjes en natuurlijk een hoge rekening die bij de werkende mensen wordt neergelegd.
In het bedrijfsleven was een pensioen oorspronkelijk een oudedagsbeloning voor alle inzet en betrokkenheid tijdens de dienstbetrekking. Men was trots 45 jaar bij Philips gewerkt te hebben en kreeg dan ook nog een beloning voor de inzet.
Het hele pensioenbeheer deden een paar mensen op het kantoor erbij en ze belegden in het eigen bedrijf en bouwden wat huizen voor het eigen personeel. Geen poespas en een groot resultaat.
De collectiviteitsgedachte heeft ervoor gezorgd dat het pensioen zo’n beetje een verlengde AOW is geworden.
Het werd een onderhandelingspunt bij het afsluiten van CAO’s en met name de vakbeweging maakte zich hier sterk voor. Legio zijn de voorbeelden dat de werkgever (vaak natuurlijk de overheid zelf) de pensioenpremie voor zijn rekening nam. Het kwam toch uit de belastingpot.
En er werd tevens afgesproken dat de sociale partners (waaronder de vakbeweging zelf) het pensioen in beheer kregen.
Daar begint de tragische route van het pensioengeld. Het pensioengeld komt meteen binnen in de wereld van het “makkelijke” geld, waar andere waarden gelden dan in de wereld van vraag en aanbod en waar mensen beslissen over geld wat ze zelf niet verdiend hebben(zie ook de column: “waarde van het gemakkelijke geld”). Er worden beheerders aangesteld die als enige verdienste hebben dat ze gelieerd zijn aan de wereld van de werkgevers en werknemers.
En wat is desastreuzer dan een vergaarbak van lieden die als beloning voor bewezen diensten een erebaantje toebedeeld krijgen. Een pakket belegen politici die met praten hun geld verdiend hebben en weinig verstand hebben van vermogensbeheer. Die personen zelf denken daar heel anders over. Vaak leiden ze aan een narcistische zelfoverschatting. Dat kun je afleiden aan hun beloningssysteem omdat hun vermeende kwaliteiten zo groot zijn dat ze de Balkenende-norm vaak als het absolute minimum van hun inkomen beschouwen. Zulke belangrijke mensen hebben bovendien een grote staf goed betaald personeel nodig en prachtige luxe gebouwen voor het uitvoeren van hun taken. Het afromen van de pensioengelden is al begonnen voordat er één stap gezet is.
Pensioenen als uitgestelde besteding
Omdat het een oudedagsvoorziening betreft moet het geld zo aangewend worden dat het een maximale bijdrage levert aan de toekomstige welvaart en productie van het land zodat er op een later tijdstip voldoende waarde beschikbaar is. Hiervan uitgaande is er slechts één mogelijkheid: het geld moet direct of indirect geïnvesteerd worden want investeringen hebben als kenmerk dat je nu geld aanwendt dat in de toekomst (liefst met een behoorlijk rendement) weer terugkomt. Dat betekent een besteding in de productieve sector van het land. Dat is de enige plaats waar echte waarde gecreëerd wordt.
Anders gezegd: alleen besteding in (winstgevende, kansrijke, toekomstige) bedrijven. Dat kunnen natuurlijk ook vastgoedbedrijven zijn (bv woningbouw), die een ingebouwde bescherming hebben tegen inflatie. Zo’n beetje het Philips-pensioenfonds uit de oude doos.
Het geld moet dus omgezet worden in echte economische waarde. Dat zijn de productiemiddelen : bedrijven, grondstoffen. Deze leveren samen met de werkers (toekomstige gepensioneerden) de meerwaarde voor de toekomst. Een voorbeeld van een belegger die consequent belegd heeft in bedrijven is de super-belegger Warren Buffet. Dat heeft hem geen windeieren gelegd. Eigenlijk is het ook logisch: bedrijven zullen altijd proberen producten te maken die een economische meerwaarde vertegenwoordigen. Producten waar vraag naar is. Daar zijn natuurlijk kanttekeningen bij te plaatsen maar in grote lijnen kom je dan toch uit bij het optimum.
Een voor de hand liggende manier om dit geld verantwoord aan te wenden is een goed functionerend en capabel bankensysteem met professionele beheerders.
Het pensioenfonds zet het geld op de bank en de bank zorgt ervoor dat het geld op een efficiënte manier geïnvesteerd wordt zodat de uitgestelde bestedingen van de werkers alsnog aan de economische kringloop deelnemen. Voor dit gedeelte van de taak heeft het pensioenfonds dan nog maar één persoon in deeltijd nodig die de bedragen doorboekt naar de bank. Helaas heeft het bankensysteem zichzelf uit winstbejag bijna opgeheven en zijn in ieder geval niet meer in staat de maatschappij van verantwoorde kredieten te voorzien. Dit pad loopt tegenwoordig dus dood.
Pensioenen ter verloedering van de moraal
Dan is er nog een ander verschijnsel sterk in opkomst: toffe jongens krentenmik (graaien kunnen we allemaal).
Wat is er aan de hand? De pensioenfondsen bezitten grote pakketten aandelen van bedrijven. De bestuurders van die bedrijven arriveren vaak rechtstreeks uit de collegebanken in de wereld van het gemakkelijke geld. Ze hebben meteen hoge inkomsten, goede pensioenvoorzieningen en een riante afvloeiingsregeling. Ze kunnen zich niet voorstellen dat de wereld er ook anders uit kan zien. Ze lijken kortom erg veel op politici en overheidsdienaren. In hun wereld van zelfoverschatting doen ze een steeds grotere greep in de bedrijfskas als beloning voor hun geweldige functioneren. Daar blijft het niet bij want je ziet dat directies vanwege hun grootheidswaanzin niet alleen hun eigen beloning onbegrensd opschroeven maar ook vanwege hun drang naar grotere macht en aanzien naar fusies en schaalvergroting streven. Enorme bedragen verdampen ieder jaar door onzinfusies in het bedrijfsleven. De pensioenfondsen zijn in wezen de mede-eigenaar van die bedrijven en zouden daar een einde aan kunnen maken. Zo heeft een pensioenfonds een maatschappelijke verantwoordelijkheid in de bedrijfsvoering om de toekomstige inkomens van de pensioengerechtigden veilig te stellen.
Maar de beheerders van de pensioenfondsen met hun gedegradeerde waardebegrip vinden zichzelf juist ook heel geweldig en hebben zichzelf ook salarissen van 10x modaal en meer toegekend. Ze hebben er daardoor alle begrip voor dat de mensen aan de top van de bedrijven waar ze in beleggen dat ook doen. Ze hebben er geen notie meer van wat een redelijk salaris is in verhouding tot de hoeveelheid werk en echte kwaliteiten. Omdat ze op moeten komen voor het belang van de eigenaar zouden ze juist een rem moeten betekenen op die graaizucht maar de pot verwijt de ketel niet graag dat hij zwart ziet dus doen ze daar niets aan. Er is daardoor geen enkele rem meer op de zelfverrijking aan de top van de beursgenoteerde bedrijven. Het lijdt geen twijfel dat dit een groot nadelig effect heeft op het normbesef in de maatschappij.
Wat je de laatste jaren ziet is dat de vaak linksige bestuurders van de pensioenfondsen zich ineens wel bemoeien met bedrijven maar dan zo’n beetje op het niveau van het gebruik van kringlooppapier (ook op de WC) en met de vraag of de bedrijven zich in hun investeringsbeleid wel genoeg richten op het dichten van het gat in de ozon-laag of het aangroeien van de ijskap op de noordpool. Men vermijdt dan de werkelijke vraagstelling of er wel zinvol met het geld omgegaan wordt omdat dan ook het eigen functioneren en de eigen salarissen ter sprake zullen komen.
Waarin moeten de pensioengelden niet belegd worden?
Pensioenfondsen hebben een flink deel van de productie die de werkende mensen hebben gemaakt in beheer gekregen. Ze krijgen het als geld overgemaakt maar geld is slechts een vluchtige tussenstap in de kringloop waarde -> geld -> waarde. Het is niet wenselijk in geld te beleggen omdat geld altijd vroeg of laat door manipulerende machthebbers wordt misbruikt en geld in wezen geen intrinsieke waarde en/of geen opbrengst heeft.
Het geld moet dus zo snel mogelijk in reële economische waarden worden omgezet anders heb je kans dat het geld ten onder gaat aan inflatie en ontwaarding. Wat je dus zeker niet moet doen is het geld als geld te bewaren zoals het kopen van staatsobligaties.
Pensioenen ter bevordering van toekomstige belastingbetalingen
Er zit dus een grote (opzettelijke?) fout in het systeem want de sociale partners, daarbij driftig geholpen door de overheid, hebben zichzelf een aantal regels opgelegd die juist verbieden het geld in de productieve sector van het land te beleggen en juist wel te beleggen in geld. Je weet dan op voorhand dat de inlegger de verliezer wordt en de gelddrukker de winnaar.
We zien nu in de praktijk dat een aanzienlijk deel van het geld belegd wordt in staatsobligaties die eigenlijk niets anders zijn dan toekomstige belastingaanslagen; dat geld moet ooit terugkomen. In wezen helpen de pensioenfondsen hier de staat thans te potverteren waardoor in de toekomst diezelfde pensioengelden weer aan de staat afgegeven mogen worden om de rente en aflossing te voldoen.
Het beheer van de pensioengelden in Nederland is een droevige aangelegenheid. De premies worden volop afgeroomd, het beheer wordt incompetent geregeld, de gelden mogen nauwelijks geïnvesteerd worden en dat zal de ontwikkeling van de waarde zeker niet ten goede komen. U mag blij zijn met wat u straks krijgt.
Dekkingsgraad van de pensioenfondsen
Als pensioenfonds kun je ongeveer uitrekenen hoeveel pensioenen je in de toekomst moet betalen. Je weet het aantal deelnemers en hoe oud die ongeveer worden et voilá, zoveel geld moet je hebben. Daar staat tegenover dat je weet hoeveel je nu hebt en hoeveel premies je nog gaat ontvangen. De verhouding tussen die twee is de dekkingsgraad. Is die 100% dan heb je precies genoeg. Het berekenen van die dekkingsgraad is natuurlijk een arbitraire zaak, hoe kun je bepalen wat de ontwikkeling van de waarde is. Nu zagen we dat de Nederlandse pensioenfondsen gedwongen zijn een groot gedeelte van het geld in staatsobligaties aan te houden. Hoeveel het geld dan in de toekomst waard is wordt bepaald door de rente die men erbij denkt te krijgen. Nu is de rente de laatste jaren dramatisch gedaald. Dat is voor een groot gedeelte het gevolg van ongebreidelde geldcreatie. De kans dat de rente onder de huidige omstandigheden nog gaat stijgen is minimaal. In een land als Japan zijn de totale schulden zo groot dat een stijging van de rente een totaal Armageddon zou veroorzaken. In de VS is het eigenlijk ook al zover, in Europa in mindere mate. Men gaat er nu dus van uit dat het aanwezige geld nauwelijks rente opbrengt waardoor er in de toekomst te weinig geld is voor de pensioenen. Bij een rekenrente van 6% is er in de toekomst geld genoeg maar is dat nog maar 1 ½ % dan is er een groot tekort. Er is nu een voorstel van de minister om dan toch maar een hogere rekenrente te hanteren om alles er rooskleuriger uit te laten zien. Dat is natuurlijk nep. De fout zit hem erin dat er in waardeloos geld is belegd. Dat is niet te verdoezelen.
Hoe zijn de pensioenen te redden?
Er zijn een paar stappen te onderscheiden: de eerste is de vraag of we dit pensioensysteem eigenlijk wel willen. Pensioenen zijn op deze manier nutteloze inefficiënte gedrochten. We hebben al de AOW en wie later méér wil kan dat goed zelf regelen bv door de aankoop van een huis. Afschaffen zou de beste oplossing zijn en het geld zo snel mogelijk aan de eigenaars uitkeren. Dan hebben ze er in ieder geval nog plezier van. Dat zou tevens de bestedingen in het land ten goede komen.
Als afschaffen niet haalbaar is moet het systeem gereorganiseerd worden: weg met de incompetente bestuurders en weg met de gedwongen beleggingen bij de potverterende overheid; in plaats daarvan professioneel beheer.
Wat moet dat professionele beheer doen?
Regel 1: beleg niet in geld of waardepapier. Geld is slechts een tussenstap.
Regel 2: beleg in economische waarden die liefst ook een rendement hebben: aandelen, grondstoffen. Bedenk dat deze waarden in principe in stand zullen blijven, ook na een totale geldontwaarding. Bedrijven passen hun prijsniveau soepel aan en zullen na relatief korte tijd weer op het nieuwe evenwicht zitten.
Regel 3: Ben zuinig in het beheer; het percentage geld dat aan de strijkstok blijft hangen is veel te groot. Zorg ervoor dat het graaien in de eigen pot en de bedrijvenpot waarin wordt belegd ophoudt, alleen al voor de terugkeer van de moraal ten opzichte van de maatschappij.
Het is overigens niet geheel onwaarschijnlijk dat er een periode aanbreekt met geringe economische groei, mede ook doordat eeuwige groei tot ongewenste effecten kan leiden. Het is relatief eenvoudig in zo’n periode een stabiel prijsniveau te handhaven; je moet dan eigenlijk niets doen en zeker van de geldpers afblijven. De belangrijkste voorwaarde voor een waardevast pensioen is een stabiel prijsniveau. Je hoeft op zo’n moment niet veel te doen aan het beheer van het fonds en ook geen grote rendementen te behalen, de inleg blijft door prijsstabiliteit zijn waarde behouden en kan 1 op 1 later weer uitgekeerd worden .
Natuurlijke taak van het pensioenfonds
Pensioenfondsen moeten dus snel hun geld in de reële economie inzetten.
Een heel logische stap zou zijn als ze de maatschappelijke kredietverlening op zich zouden nemen. Als bank opereren, mits verantwoord, is een profijtelijke aangelegenheid en levert extra meerwaarde voor de toekomst. De bestaande banken zijn hier financieel niet meer toe in staat en ook niet bereid en dat is thans één van de grote redenen van de crisis. De investeringen stagneren want bedrijven worden niet meer gefinancierd. Werkgelegenheid en koopkracht dalen en veroorzaken weer extra koopkrachtdaling. Een negatieve spiraal.
Pensioenpremies zijn eigenlijk uitgestelde bestedingen en het is logisch en natuurlijk dat die in de reële economie op een andere plaats ingezet worden totdat de oorspronkelijke eigenaar de besteding na zijn 65e weer overneemt. Het zou dan ook mogelijk worden om mensen die hun geld in een afgelost huis hebben zitten op latere leeftijd juist wel van een krediet te voorzien wat in wezen hun eigen pensioenvoorziening is. Nu kunnen ze geen cent lenen en moeten hun dierbare huis eerst verkopen. Het pensioenfonds ter vervanging van het afgebrande bankwezen. Hoe logisch. Hoeven die laatsten ook geen steun meer te ontvangen en kunnen rustig inslapen…..
Wordt vervolgd….
Paul Nagels
Voor US Markets
Drs Paul Nagels (1951) is monetair econoom en ondernemer. Hij was jarenlang politiek actief en werkzaam in scholing en educatie. Ingewikkelde problemen kunnen volgens hem vaak op een duidelijke en heldere wijze uiteengezet worden.