![](/images/legacy-images/images/071214-jvb-+-spuiter.gif)
Olie: Brazilië hoopt, VS koopt
Naar goede gewoonte openen we dit olie-artikel met, hoe kan het anders, de grafiek van de evolutie van de olieprijs.
De aanval op de 100 dollar per vat is al tweemaal afgeslagen en nu is het afwachten of de derde poging succes (als je dat zo noemen kunt) zal opleveren. Het wordt nu wel heel spannend, want dit jaar resten ons nog een tiental beursdagen om te weten of we vóór Nieuwjaar meer dan 100$ zullen moeten betalen voor een vat ruwe olie.
In ons vorig artikel in deze reeks hadden we het over Olie in Mexico en Venezuela.
Brazilië hadden we achterwege gelaten. Weliswaar is dit veruit het grootste land van Zuid-Amerika, maar in ranglijst van de top-20 olieproducenten staat het tot vandaag op de 16de plaats met 11 à 12 miljard vaten, goed voor 1% van de wereldvoorraad (situatie 2006). Enkele weken geleden vernamen we, dat Brazilië een belangrijke olievondst heeft bekendmaakt in het Santosbekken.
Dit bekken (zie gele rechthoek in bovenstaande figuur) ligt in de Atlantische Oceaan ten zuidoosten van Brazilië, tegenover de miljoenenstad Sao Poalo. Het olieveld heeft de naam Tupi gekregen en valt onder het beheer van de Braziliaanse oliereus Petrobras (PETR4.SA).
Er wordt gewag gemaakt van een voorraad van 5 à 8 miljard vaten, waardoor Brazilië enkele plaatsen naar voren kan schuiven in de top-20 om te belanden tussen de VS en China. We zeggen wel ‘kan’, want eerst moet nog bewezen worden dat de olie onder redelijke condities gewonnen kan worden. Dat laatste lijkt ons niet zo simpel.
Op de plaats van het Tupi-veld is de oceaan ongeveer 3.000 meter diep. Heel het equipement moet eerst dus deze flinke duik maken. Vervolgens kunnen de boormachines aan de slag, want de olie zit onder meer dan 5.000 meter rots- en zoutlagen. Deze typische offshore-problematiek is dan weer iets anders dan olie die vrolijk opspuit of uit de bodem borrelt.
Te voorspellen wanneer de Tupi-olie op de markt zal verschijnen en aan welke prijs, daaraan durft geen econoom zich te wagen. Intussen is het wel een politiek argument, gretig gebruikt door de Braziliaanse president da Silva en zijn aanhang. Een voorbeeld: rond deze tijd zou de Braziliaanse staat meer dan 300 concessies voor olie- of gaswinning veilen.
Onmiddellijk nadat het nieuws bekend was, zijn alle 40 mogelijke concessies in de buurt van Tupi geblokkeerd. Waarschijnlijk ziet de staat hier inkomsten om de schatkist te helpen vullen.
Als we denken aan olie in verband met de VS, dan komt onmiddellijk het beeld naar voren van oliegeisers, zoals we dat in stripverhalen zien. Die tijd is allang voorbij, maar het is wel waar, dat de eerste economische oliewinning gebeurde in het land van Uncle Sam en wel dankzij het initiatief van ‘Colonel’ Edwin Drake (1819−1880), die er evenwel niet rijk van geworden is, integendeel.
In de top-20 van de olievoorraad bekleden de VS de 11de positie (situatie 2006) met
22 miljard vaten, dat is nu al 46% minder dan de voorraad die er nog was in 1970 op het moment dat de zg. Alaska North Slope (groene pijl, zie figuur hierboven) in exploitatie kwam. In het begin van de 1970’er jaren piekte de olieproductie van de VS met meer dan 4 miljard vaten per jaar maar die capaciteit viel snel terug tot amper 1,8 miljard vaten per jaar in 2006. Aan dit tempo rest voor de VS nog maar een tiental jaren (eigen) olie. Ermee rekening houdend, dat in 2006 het olieverbruik van de VS meer dan 7,3 miljard vaten was, dan hoeven we er geen tekeningetje bij te maken.
Geen tekeningetje, wel een grafiekje. Hierboven ziet u hoe de olie-import aan belang heeft gewonnen ten gevolge van de dalende nationale productie. De 5 belangrijkste leveranciers van ruwe olie aan de VS zijn Canada, Saoedi-Arabië, Mexico, Venezuela en Nigeria. Verder hebben we nog Irak, Angola, Ecuador, Algerije, Brazilië, Colombia, het VK, Koeweit, Rusland en Libië. Als u dit lijstje ziet samen met bovenstaande grafiek, dan zal het u niet verwonderen dat ongeveer de helft van de deficitaire handelsbalans van de VS toe te schrijven is aan olie-invoer.
En het gaat er nog niet op beteren. Het Energy Information Agency, een orgaan van US Department of Energy, heeft becijferd dat dit jaar (2007) het dagelijks olieverbruik in de
VS 21 miljoen vaten is, terwijl de nationale productie is teruggevallen tot iets meer dan
5 miljoen vaten per dag. De overige 16 miljoen vaten moeten ingevoerd worden.
Nu is er in de VS veel hoop gevestigd op de zg. schalieolie, ook olieschalie genoemd. Het is een gesteente waarin een bepaald percentage kerogeen zit, een aardolieachtige substantie die tot olie te verwerken is. Ongeveer te vergelijken met oliezand. De vergelijking gaat nog meer op, als we denken aan de bewerkingen die de grondstof moet ondergaan. Er komt nl. heel wat (heet) water en machinerie aan te pas.
Van deze schalieolie zou een equivalent van 800 miljard vaten in de Amerikaanse bodem zitten, voldoende voor de komende 110 jaren.
Alleen zijn de experts het nog niet eens over de prijs per vat die ervoor betaald zal moeten worden. Want bovenop al het gedoe met water komt regelrechte mijnbouw, vergeleken met het verwerken van oliezand veel zwaarder en nog meer energieverslindend, om maar te zwijgen van catastrofale milieu-effecten.
Deze problemen leiden ons tot de bedenking, dat de komende jaren nog niet veel zal gebeuren met de schalieolie van de VS. Canada en ook Venezuela beginnen hun exploitatie van oliezand op te drijven en vooral in Canada als leverancier zijn de VS gerust in het kader van NAFTA (North American Free Trade Agreement).
In voorbereiding van een eventuele toekomstige grootschalige exploitatie van schalieolie zijn in de VS alvast enkele experimentele fabrieken opgestart, vooral in de staat Colorado. En nu maar hopen dat in de Grand Canyon geen schalieolie wordt gevonden.
Jan Van Besauw
Publicist voor US Markets
Ondergetekende is een gepensioneerde marketing manager. Hij schrijft voor US Markets o.m. columns, nieuwsberichten en artikels over uiteenlopende onderwerpen.