Geld circuleert in een circuit. Het wordt uitgegeven door de centrale bank tegen een collateraal in de vorm van schuldpapier, legt een weg af door de samenleving, en eindigt in de vorm van afbetaling terug bij de centrale bank. Op het moment van afbetaling is het geld verdwenen.
De centrale bank geeft dus een bepaald bedrag uit (de hoofdsom) en doet dat op voorwaarde dat op dat bedrag een (al dan niet symbolische) rente wordt betaald. Het is belangrijk om te begrijpen dat alleen de hoofdsom, en niet het bedrag dat correspondeert met de rente daarop, in roulatie is gebracht. Het afbetalen van rente kan dan ook alleen door het aangaan van een nieuwe schuld bij de centrale bank, en de rente op die nieuwe schuld kan alleen worden afbetaald door het aangaan van een nieuwe schuld, enz.
Het is daarom in het huidige monetaire systeem niet mogelijk dat iedereen schuldenvrij is. Het positieve conto (credit) dat u op de bank heeft staan is een negatief conto (debet) voor één of meer anderen. Als dus bijvoorbeeld de overheid geen schulden heeft, dan moet het bedrijfsleven en/of de burger schulden hebben (en vice versa).
Hyperdeflatie?
Het is evenmin mogelijk om te stoppen met lenen. Want als er niet meer wordt geleend, vloeit het bestaande geldvolume via de afbetaling van bestaande leningen terug naar de centrale bank, terwijl er geen vers geld terug de samenleving invloeit. In het scenario dat de overheid, bedrijfsleven en burgers besluiten niet meer te lenen droogt dus het geldvolume in ijl tempo op, en krijgen we het (tot noch toe ongekende) scenario van hyperdeflatie. In zo’n geval zal worden gezocht naar alternatieve betalingsmethoden, en liggen de herinvoer van monetair goud en zilver voor de hand. Maar wanneer metaal weer de rol gaat spelen van geld, dan wordt de centrale bank buiten spel gezet. Ben “Helicopter” Bernanke heeft al jaren geleden verkondigd dat hij zich met hand en tand tegen een deflatoir scenario zal verzetten. Dat kan hij doen door het rentetarief naar beneden bij te stellen, zodat het gemakkelijk is om nieuw geld te lenen (en het dus niet nodig lijkt om naar alternatieve monetaire stelsels te zoeken).
We zullen voorlopig dus een systeem voortzetten waarin voortdurend nieuwe schulden worden aangegaan. Maar omdat in dat systeem rente op rente wordt gevraagd, zal de som van niet bestaand geld dat door de centrale bank in afbetaling wordt geëist bovenop de hoofdsom, oplopen tot astronomische groottes. Zo’n grote som dat zelfs een nationale staat niet meer in staat is aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen. En dat ongeacht de productiviteit van de burgers. Sterker nog, hoe productiever burgers zijn, hoe meer geldmiddelen in omloop moeten worden gebracht, hoe groter de schulden die moeten worden aangegaan, en hoe groter het aandeel van de productie dat moet worden ingezet voor de renteschuldsanering.
Quantitative easing
Quantitative Easing (QE) is een soort amnestie die de centrale bank kan geven ten aanzien van de renteverplichtingen van de schuldenaar. Het is met andere woorden een manier om de schuldenaar een deel van de rentesom kwijt te schelden. Aangezien die rente nooit in de samenleving heeft gecirculeerd werkt QE als zodanig niet inflatoir, er komt immers geen nieuw geld in roulatie. Het is dus een misverstand om QE op te vatten als het aanzetten van de geldpersen:
“One myth that’s out there is that what we’re doing is printing money. We’re not printing money.”
Ben Bernanke, “60 Minutes,” December 5, 2010
Alleen wanneer de inname van staatsobligaties door QE het totale bedrag aan geheven rente overtreft (en dus in feite een negatieve rente wordt) raakt ze aan de hoofdsom en kan ze inflatoir gaan werken. Maar om op dat punt te geraken moet een decennialange weg worden gegaan (het huidige monetaire systeem is veertig jaar oud).
Onzichtbare hand
Daar waar QE een activiteit van de centrale bank is aan het einde van het circuit, is de uitgifte van nieuwe staatsobligaties een activiteit aan het begin van het circuit. Deze activiteit heeft wél invloed op het geldvolume dat in omloop komt. Met elke golf geld die in het circuit wordt gepompt kan in theorie een nieuwe productiecyclus worden gefinancierd. Of het verse geld inderdaad tot nieuwe productiviteit zal leiden hangt af van een aantal factoren, waaronder
1. Het aantal bestaande productiemiddelen (incl. fabrieken, arbeiders, grondstoffen , enz.)
2. De bestaande vraag naar producten
3. De concurrentiepositie ten opzichte van andere producenten
4. De bestaande (over)stock van producten
De derde factor is voor Westerse economieën een zwak punt, omdat arbeiders hier een veelvoud eisen van de lonen in andere economieën. Bijgevolg verhuist Adam Smith’s “onzichtbare hand” steeds meer productiemiddelen buiten het Westen.
Het is belangrijk om te beseffen dat geld zélf geen productiemiddelen schept. Als er in verhouding tot de reële productie teveel geld wordt gecreëerd, dan zal dit alleen maar inflatoir werken: er is dan meer geld dat moet bieden op hetzelfde, of zelfs een krimpend aantal producten. Afhankelijk van de grootte van het surplus aan geld werkt dit inflatoir of hyperinflatoir. In de limiet, als er dus geen enkele productie meer is, dan zal geen enkele som geld meer worden aanvaard in ruil tegen producten.
De renteschuldenberg
Als de centrale bank, of indirect de overheid, geen productiemiddelen kan scheppen – wie doet dat dan wel? U en ik, natuurlijk. Wij krijgen het één of andere goede of gekke idee voor een nuttig of leuk product, werken dat idee uit op papier, en gaan ermee naar een bank, of naar beleggers. En daar hopen we de nodige financiële ondersteuning te krijgen om ons idee te realiseren. De bank en de beleggers die een risico nemen willen daarvoor natuurlijk worden vergoed. Maar daar waar de laatste tevreden zijn met een aandeel in onze onderneming plus een periodiek dividend in functie van het succes, wil de eerste de hoofdsom terug met een rente. En daar begint de ellende. Want in tegenstelling tot onze onderneming, bestaat de som rente niet. Zelfs wanneer wij er toevallig wél in slagen om hoofdsom en rente door winst af te betalen, dan nog moeten anderen het bedrag lenen, waardoor een nieuwe som onbestaand geld moet worden afbetaald, ad infinitum. Eén van de bijkomende effecten is dat de overheid door zijn eigen schuldpositie steeds meer belasting moet heffen, waardoor een opwaartse druk op de lonen ontstaat, en de concurrentiepositie verzwakt en uiteindelijk teloorgaat.
Het probleem van de groeiende renteschuldenberg kan alleen worden voorkomen in een monetair stelsel waar de som van uitstaande schulden gelijk is aan, of kleiner is dan, de som van uitgegeven geld. Dat betekent op de eerste plaats dat 0% de beste rentestand is voor de centrale bank. Op de tweede plaats moet er een streep door de gecumuleerde rente. Omdat bijgevolg staten minder geld moeten lenen (de rente vervalt immers), komt er minder geld in omloop, en ontstaat deflatie. De eigenaars van obligaties zien dus weliswaar hun rente verdwijnen, maar de koopkracht van de hoofdsom stijgt. Eind goed, al goed. Alhoewel, voor goud en zilverbezitters is dit scenario een nachtmerrie.
Doorgaan op de ingezette weg leidt onherroepelijk tot het einde van het monetaire stelsel (euro, dollar, enz.). Op het moment dat de rente-afbetalingen de reële productie overtreffen is het ermee gedaan. Op dat moment stort de complete economie in, ofwel omdat er te weinig geld is om ze draaiende te houden, ofwel omdat er teveel geld is waardoor de munt waardeloos wordt (en er wederom geen geld is). De wal zal het schip dus keren. Maar is het echt nodig om het zover te laten komen?