Manipulering van de markten? Hoezo? In onze column ‘Poppenspelers’ hadden we het over mogelijke beursmanipulatie, goedgekeurd of misschien geïnitieerd, door de VS-overheid. We hebben genoemde column trouwens even naar voren gebracht, om u speurwerk te besparen. Nu blijken er vanuit het Pentagon feiten naar buiten te zijn gebracht, die wijzen op regelrechte manipulatie. Aan dit nieuws voegen we publicaties toe van de heer Robert Bell, voorzitter van De Faculteit voor Economie van de Brooklyn Universiteit, New York. We vonden ook inspiratie bij de heer Claude Bébéar, tot 2000 CEO van Axa, een van de grootste verzekeringsmaatschappijen ter wereld. Dit om aan te tonen dat we ons niet baseren op roddels of sensatieberichtgeving. Hier gaan we dan.
Laten we beginnen met enkele miraculeuze genezingen in Wall Street. Op 4 april 2000 viel de Nasdaq 100 van 4.090 tot 3.525 punten, een crash van bijna 14%. Fataal? Welnee, want later die dag veerde de index op tot 4.034 punten, amper 1,4% lager dan bij de start. Wat was er gebeurd om het tij te doen keren? Wel, zodra die dreigende 3.525 punten de schermen teisterden, trokken de twee toonaangevende brokers Goldman Sachs en Merrill Lynch hun paashaaspakje aan en kochten massaal calls (futures options). De beleggers, nog iets of wat duizelig van de klap van 14%, deden wat de kuddepsychologie van hen verwacht: ze begonnen te kopen.
De vraag is zeer of Goldman en Lynch op eigen initiatief en/of met eigen kapitaal handelden. Op 15 juli 2002 waren zowel de Dow Jones Industrial Average (DJIA, onze ouwe trouwe Dow) en de Nasdaq Composite heel wat van hun pluimen aan het verliezen. De Dow bij voorbeeld was tegen de middag 5% of 440 punten kwijt. Maar rond half drie in de namiddag kozen de indices een noordwaartse koers. Op het genoemde uur komen we dadelijk terug.
Een voornaam feit is dat het herstel werd voorafgegaan door een speech van George W. Bush, waarop de markten nauwelijks reageerden. Maar plots werden er S&P futures met karrevrachten gekocht, de beleggers volgden en de dag sloot met een te verwaarlozen minus van 0,2%. Mooi, toch? We denken dat hier het ‘Plunge Protection Team’ (PPT) aan het werk was. Dat is niet een soort van Superman-Spiderman-Batman kartel. Neen, het is de bijnaam van de officiële ‘President’s Working Group on Financial Markets’, een clubje samengesteld uit de Secretary of the Treasury (de man/vrouw met de vinger op de portemonnee van de States), de voorzitter van de Fed (Federal Reserve, centrale bank), de voorzitter van de beurswaakhond SEC (Securities and Exchange Commission) en de voorzitter van de ‘Commodities Futures Trading Commission’.
Het PPT werd in het leven geroepen onder het bewind van Ronald Reagan op 18 maart 1988. Het doel van de PPT is de VS te behoeden voor een herhaling van de crash van 19 oktober 1987. Nobel initiatief, dat wel. In de huisregels van het PPT staat vermeld, dat het uur van ingrijpen moet variëren, om geen argwaan te wekken. Vandaar de beursmirakels die van toen af niet meer stip om 1 uur ’s namiddags, maar op willekeurige tijdstippen plaats vonden, zoals om half drie in bovenstaand Nasdaq-geval. Keren we even terug naar de crash van de Nasdaq 100 op 4 april 2000.
Denkt u dat het echt moeilijk is om de Nasdaq 100 te manipuleren? Bedenk dan, dat van de 100 aandelen er slechts 8 zijn, die samen meer dan 35% van het gewicht van de index bepalen. Dit zijn Microsoft (7,9%), Qualcomm (6,4%), Ebay (4,4%), Intel (4%), Cisco (3,6%), Nextel (3,1%), Dell (2,9%) en Amgen (2,8%). Voilà . Mits voldoende centen op zak kun je met deze aandelen doen wat je wilt. De beleggers volgen toch als schapen. En die centen? Die komen toch uit de schatkist, dus uit de zakken van Yank-met-de-pet. Is dat geen leuk idee?
Nu treden we virtueel binnen in het Pentagon. Virtueel, want zonder pasje kom je er niet in. Trouwens, hoe zou het zijn met de muur en de buitenste gebouwen van dit complex, waartegen zich op 11 september 2001 een passagiersvliegtuig te pletter vloog? Eigenlijk horen we niet zoveel daarover, maar dit terzijde. In het voorjaar van 2003 was een gewetensvolle Pentagon-boekhouder, de heer Ken Pedeleose, bezig met het analyseren van de kosten, te ramen voor ‘federal contractors’, dit zijn firma’s met staatsopdrachten. Bij het bekijken van het dossier van Lockheed Martin (NYSE: LMT) viel het Ken op, dat de kostprijs van alle vliegtuigen die Lockheed nog moest leveren, als raketten (die Lockheed ook levert in alle vormen en kleuren) de lucht inschoten.
Het budget voor het C‑130J transportvliegtuig moest verhogen van 1,2 miljard $ in 2003 naar bijna 8,4 miljard $ in 2006, een stijging van zo maar eventjes 600%. Dure schroefjes en boutjes, dacht Ken. Hij rommelde verder met zijn computer en stootte op het F16-programma. Hier stegen de kosten van 3,5 miljard $ in 2004 naar 6.7 miljard $ in 2005 en of het nog niet mooi genoeg was, naar bijna 14 miljard $ in 2006. Duizelig bekeek Ken de vooruitzichten voor andere Lockheed Martin-producten, zoals de F/A‑22 en de Stealth bommenwerper F‑117 (die we hieronder zien afgebeeld). Het kostenplaatje was overal hetzelfde.