...

Irving Fisher: beursgenie, of toch niet?

22 februari 2013, 20:37 | US Markets Redactie | leestijd: 9 minuten | moeilijkheid: 10 / 12 | (0)


We hebben het over een topeconoom die de crash van 1929 niet zag aankomen, maar zelfs na die blun­der wer­den zijn ideeën niet alleen gere­specteerd, maar ook nagevolgd


De werke­lijkheid overtre­ft (al te) vaak de fic­tie. Want welke schri­jver of film­sce­nar­ist zou als per­son­age een topecon­o­mist ten tonele dur­ven voeren, die de crash van 1929 niet ziet aankomen en die, sterk­er nog, kop­pig bli­jft vol­houden dat het even­e­ment op Zwarte Don­derdag (24 okto­ber 1929) een soort van adem­pauze was, zon­der invloed op de ons­tu­it­bare groei van de economie? 

alt

De Romeinen zijn de onbe­twiste uitvin­ders van one­lin­ers, denk maar aan de zegswi­jzen alea jac­ta est’ en veni, vidi, vici’, die Julius Cae­sar tij­dens bevlo­gen momenten zou hebben uit­geroepen.
De Romeinse filosoof Seneca laat ons ook een inter­es­sante na: errare humanum est, per­se­ver­are dia­bolicum’ (zich ver­gis­sen is menselijk, vol­hard­en is duiv­els). Meestal wordt enkel het gedeelte voor de kom­ma geciteerd, gepaard met verontschuldigend schoud­erophalen. Even­wel geeft de volledi­ge one­lin­er geen reden tot schoud­erophalen, wel tot schaamte.

Toen in okto­ber 1929 en de maan­den en jaren daar­na bleek dat de Amerikaanse economie in een diepe en lang­durige depressie beland was, kan het zijn dat de Amerikaanse econ­o­mist Irv­ing Fish­er aan Seneca’s spreuk gedacht heeft. Als hij dit deed, zal hij zich wellicht beperkt hebben tot de eerste drie woorden.

Wie was die Irv­ing Fish­er dan wel met zijn onwrik­baar geloof in eeuwige groei van de aan­de­len­mark­ten?
Voor de Grote Crash was zijn invloed zo groot, dat bij voor­beeld op 22 okto­ber 1929 de New York Times met veel verve blok­let­ter­de dat Fish­er de beurs nog steeds goed­koop vond’.

Zoals we al aan­haalden bleef Fish­er kop­pig vol­houden, dat de algemene koers­dal­ing niet weer was dan een gezonde cor­rec­tie. Te vergelijken met iemand die op 15 april 1912 op het dek van de zink­ende Titan­ic staat en zijn lotgenoten probeert te sussen met ‘’t zal zo’n vaart niet lopen’ of dit is een onzinkbaar schip, of niet soms?’. 

Fish­er zag die ellendi­ge okto­berda­gen van 1929 niet alleen zijn per­soon­lijk for­tu­in (130 tot 150 miljoen omgerek­ende dol­lar) ver­damp­en, maar hij ver­loor in één klap zijn geloofwaardigheid. Dit wat betre­ft zijn com­pe­ten­tie voor beurza­k­en. Als the­o­reti­cus bleef hij navol­ging geni­eten wan­neer de kater van 1929 weg begon te ebben.

En dat is maar goed ook, want de lat­ere gen­er­aties econ­o­mis­ten, sta­tis­ti­ci en beursspe­cial­is­ten zijn hem schatplichtig.

Irv­ing Fish­er (18671947) was de zoon van een predikant, die zijn zoon voorbestemde voor een belan­grijke rol in de samen­lev­ing. Zoon Irv­ing was bril­jant, zek­er als het wiskunde betrof. Hij ging stud­eren aan Yale maar toen sloeg het nood­lot toe, want zijn vad­er stierf enkele dagen nadat hij voor het eerst col­lege vol­gde aan deze pres­tigieuze uni­ver­siteit. Opeens waren de omstandighe­den moeil­ijk, Irv­ing moest bijk­lussen om zijn moed­er en broer bij te staan maar slaagde toch in zijn ein­dex­a­m­en wiskundi­ge economie.

Toen de negen­tiende eeuw haar laat­ste jaren telde, was Fish­er een der­tiger met een schit­terende rep­u­tatie als hoogler­aar economie aan Yale. Ook privé kende zijn lev­en een voor­spoedig verloop.

Een dok­ters­be­zoek naar aan­lei­d­ing van wat een onbeduidend kwaalt­je leek mondde uit in een per­soon­lijk dra­ma, want de diag­nose luid­de tuber­cu­lose’.
In de jaren 1890 betek­ende dergelijke diag­nose zoveel als een doo­d­von­nis.
De herin­ner­ing aan zijn vad­er, die op 53-jarige leefti­jd door dezelfde ziek­te stierf, ver­sterk­te Irv­ing Fish­ers wil om te over­leven. Zo ont­waak­te bij hem een tweede passie, naast wiskundi­ge economie: hij werd veg­e­tar­iër, geheelon­thoud­er en niet-roker en hij deed zoveel hij kon aan sport in de open lucht.

Hij over­won de ziek­te, bleef doceren en vond een clas­si­fi­catiesys­teem uit, dat veel suc­ces kende in open­bare dien­sten. De verkoop van zijn sys­teem bracht hem geen windeieren op. Hij belegde het ont­van­gen geld op de beurs, die toen in volle groei was en daar­door werd Fish­er een ver­mo­gend man.

Intussen zijn we beland in de 1920’er jaren, de roar­ing twen­ties gedom­i­neerd door indus­triële groei en aan­de­lenko­ersen die maar één richt­ing lijken te ken­nen in de zin van the sky is the lim­it’. Maar toen de 1920’er jaren op hun einde begonnen te lopen, klonken uit vele richtin­gen waarschuwende stem­men.

Irv­ing Fish­er was hele­maal niet gedi­end met waarschuwin­gen, hij achtte zichzelf waarschi­jn­lijk onfeil­baar en dat heeft hem het groot­ste deel van zijn for­tu­in én zijn rep­u­tatie gekost. Geen van bei­de heeft hij ooit volledig terug kun­nen verwerven.

Nochtans was deze ver­woede gezond­hei­ds­f­reak in de eerste plaats een economisch genie en dat willen we nu even toelichten.

Fish­er ver­schafte inzicht­en in de opbouw van rente en verk­laarde de kracht­en die inflatie sturen. Dat deed hij met de vol­gende redener­ing.
Wan­neer de over­heid de geld­voor­raad doet toen­e­men door bankbil­jet­ten te lat­en drukken (zoals dat nu nog gebeurt in de EU en in de VS) dan sti­j­gen de pri­jzen vanzelf. Voor ons in de eenen­twintig­ste eeuw is dat logisch. In Fish­ers tijd was dat niet zo. Om het pri­jzen­fenomeen te verk­laren ontwikkelde hij een math­e­ma­tis­che for­mule voor de dri­jvende kracht achter de inflatie:

MVPT

Waarin M = de geld­voor­raad, V = de snel­heid waarmee geld cir­culeert,
P = het pri­jzen­peil en T = het aan­tal trans­ac­ties waarmee geld is gemoeid. 

Lat­en we aan­nemen, dat V en T, bekeken over een relatief korte tijdspanne, con­stant bli­jven (m.a.w. het aan­tal klanten en hun aankopen veran­deren niet zo snel) dan spreekt het vanzelf, dat een toe­name van M (geld­ho­eveel­heid) een sti­jging van de P (pri­jzen) tot gevolg heeft. Deze een­voudi­ge for­mule was in de 1920’er jaren een rev­e­latie en heeft gen­er­aties economis­che en mon­e­taire experts geïn­spireerd voor het opbouwen van hun systemen.

Ook was Fish­er de eerste om zich te buigen over de relatie rente-inflatie. Ook hier­voor bedacht hij een for­mule, een snoep­je voor algebrafans :

r = [(1 + i) / (1 + I] – 1

Waarin r = werke­lijke inter­estvoet, i = nom­i­nale inter­estvoet en I = inflatie, zijnde de maat van de sti­jging van het prijsniveau.

Het komt erop neer, dat de reële rente ( r ) voortvloeit uit de nom­i­nale rente ( i ) ver­min­derd met de verwachte inflatie I.

Lat­ere inflatief­reaks zoals Alan Greenspan, de illus­tere voor­ganger van Ben Bernanke als hoofd van de Fed, staan bij Fish­er voor dit inzicht in het krijt.

Fish­er was ook de eerste om macro-economis­che gegevens zoals geld­voor­raad, rentevoeten en pri­js­niveaus te gebruiken voor de sta­tis­tis­che analyse van de economie. Nu kijken we hier­van niet meer op, toen ging het om rev­o­lu­tion­aire inzichten.

Fish­er bouwde een ideaal economisch mod­el op en bewees dat elke afwijk­ing daar­van moest lei­den tot de onder­gang. Deze the­o­rie heeft het over debt defla­tion en ze beschri­jft de gevol­gen van het barsten van een kredi­et­bubbel met een hele reeks negatieve gevol­gen voor de economie. Ake­lig actueel, als u het ons vraagt.

Ook nog gaf Fish­er als eerste een uit­leg over hoe een rentevoet tot dtand komt. Hij had het over privéper­so­n­en of firma’s die over een bepaalde som geld beschikken en voor de besliss­ing staan of ze het geld onmid­del­lijk zullen spenderen of dat ze het zullen beleggen in de hoop dat de waarde ervan zal sti­j­gen. De span­ning tussen enerz­i­jds het direct kun­nen beschikken over iets en anderz­i­jds de verwacht­ing van een waarde­v­er­meerder­ing bepaalt de hoogte van de rentevoet. Als geld dadelijk uit­geven aantrekke­lijk­er is dan sparen, zullen de rentevoeten sti­j­gen want dan willen de bij voor­beeld banken het sparen aanmoedigen.

We zullen hier afron­den. U merkt dat Irv­ing Fish­er niet de eerste de beste was. Hij had, zek­er voor de crash van 1929, een enorme invloed op de economis­che en de finan­ciële wereld. Boven­di­en liet hij een aan­tal stan­daard­w­erken na, zoals :

- The Pur­chas­ing Pow­er of Mon­ey (1911)
- The The­o­ry of Inter­est (1930)
- The Stock Mar­ket Crash and After (1930) (nvdr: daar kon hij van meespreken)

In 1947 werd Irv­ing Fish­er op 80-jarige leefti­jd geveld door kanker.

Finan­cieel heeft Zwarte Don­derdag hem tot zijn dood achter­vol­gd. Uitein­delijk werd zijn won­ing ged­won­gen verkocht en had hij bij zijn fam­i­lie een schuld van 750.000 dol­lar (anno 1947).

De jaren na de crash is hij uiter­mate kop­pig bli­jven geloven in een spoedig her­s­tel van Wall Street. Deze kap­i­tale inschat­tings­fout staat diame­traal tegen­over zijn geniale math­e­ma­tis­che en economis­che inzichten.

Hij was ongetwi­jfeld de meest invloedrijke econoom van de eerste helft van de 20ste eeuw. En geni­aal was hij zek­er, maar die crash was zijn geestelijke achillespees.

Het is en bli­jft niet te begri­jpen, dat hij het dra­ma dat zich zou en moest afspe­len in Wall Street niet had voorzien. Veel lat­er waarschuwde de al eerder aange­haalde ex-Fed­baas Alan Greenspan voor een tech­nolo­giecrash toen hij op 5 decem­ber 1996 speechte tij­dens het jaar­lijkse din­er van het Amer­i­can Enter­prise Insti­tute en de onster­fe­lijk gewor­den woor­den irra­tional exu­ber­ance’ losli­et op zijn pub­liek en op de wereld. Let wel, dat was eind 1996, meer dan drie jaar voor het begin van de Nas­daq-cat­a­strofe op 10 maart 2000.

Con­clusie: Irv­ing Fish­er was wel geni­aal, maar dan wel enkel en alleen als the­o­reti­cus. Hopelijk kun­nen voor- en tegen­standers vrede nemen met dit besluit. 

Jan Van Besauw
Colum­nist voor USMar​kets​.nl


Reageren

Anonieme comments achterlaten is niet toegestaan. Hiervoor moet u ingelogd zijn. Login »
Turbo’s zijn complexe instrumenten en brengen vanwege het hefboomeffect een hoog risico mee van snel oplopende verliezen. 7 op de 10 retailbeleggers verliest geld met de handel in turbo’s. Het is belangrijk dat u goed begrijpt hoe turbo’s werken en dat u nagaat of u zich het hoge risico op verlies kunt permitteren.