Industriële ondernemingen die leningen aan hun klanten verstrekken: we kijken er niet meer van op. Nochtans kunnen we ons de vraag stellen of dit wel klopt. En over welke bedragen gaat het? Een kort overzicht en enkele woorden commentaar ...Industriële banken en financiers: top of flop?
Het verschijnsel is ons allen gekend: u wilt een auto kopen, een motor, een tractor, een super-de-luxe koelkast, waarom niet een vliegtuig. En dan blijkt de fabrikant van al dat moois tevens uw aankoop te willen financieren. Tegen een redelijke interest, natuurlijk. En je vindt het een veilig gevoel, een lening aan te gaan bij de firma die de wagen van jouw dromen heeft ontworpen en geproduceerd. Zoiets van ‘nu is het plaatje helemaal af’.
Daarop hebben vele ‘big caps’ gespeculeerd toen ze enkele jaren geleden een soort van interne banken creëerden met als doel leningen te verstrekken. Die winstgevend waren, dat was het leuke ervan en het was mooi meegenomen.
In het begin liepen dit in-house financieren als een trein. De financing-afdelingen, laat ons zeggen de 'industriële financiers' groeiden uit tot filialen, die mooie winsten boekten, in sommige gevallen groter dan die van het hoofdhuis. Helaas, niets is eeuwig en ook de opgang van de industriële financiers bleef niet duren. Recente cijfers wijzen in die richting:

De tabel geeft de cashflow weer uit de financieringactiviteiten van enkele ‘big caps’ uit de auto- en motorindustrie (F, GM, HDI), de zware landbouw- en constructiemachines (CAT, DE), de vliegtuigbouw (BA) en al wat te maken heeft met de productie, distributie en toepassing van elektriciteit (GE).
Hiervan blijkt CAT de enige te zijn met een stijgend succes qua cashflow tussen 2002 en 2004. GE begon in 2002 onstuimig, kreeg dan een opdoffer in 2003 en komt terug in de zwarte cijfers in 2004. GM begon ook goed in 2002, verdubbelde zijn cashflow het jaar erop maar zal 2004 waarschijnlijk hebben afgesloten met een kleiner cijfer dan in 2002.
BA ziet zijn cashflow in het rood belanden in 2003 en het minus is zelfs nog groter in 2004.
F is al drie jaren beduidend in de rode cijfers qua cashflow. We moeten ons realiseren dat bij voorbeeld in het jaar 2004 Ford bijna 10 miljoen dollar heeft moeten pompen in zijn financieringsactiviteiten.
Bij HDI en DE gaat het ook de verkeerde richting uit.
Wat is hier aan de hand? Het heeft wat te maken met het ‘schoenmaker blijf bij je leest’-principe. Want een industriële entiteit zoals hierboven opgesomd, moet ook ergens geld ontlenen om dit op haar beurt te lenen aan haar cliënten.
Dit betekent dat na verloop van tijd de ‘big caps’ fameus in het krijt staan bij de banken, die hen op hun lijst van grote debiteuren zetten. De dag dat BA, F of wie dan ook geld wil lenen om de kernactiviteiten te financieren, zullen ze vaststellen dat hun banken hun tarieven hebben opgetrokken. Op die manier snijdt het verlenen van krediet aan cliënten in het vlees van die grote fabrikanten. En zijn de cashflowcijfers nog een tikje minder rooskleurig (als ze dat al waren).
En dat het hier niet gaat om losstaande gevallen wordt onderlijnd door een cijfer dat ons bekend is geworden. Op het einde van 2001 beliepen de leningen, gefinancierd door niet-financiële ondernemingen in de VS het toch wel indrukwekkende bedrag van 1.200 miljard dollar (ca 920 miljard euro), zijnde 30% van alle uitstaande leningen!
Wij vrezen dat het in stand blijven van ‘industriële financiers’ uiteindelijk zal leiden tot ernstige problemen bij de firma’s die zich ermee bezighouden. Er zal moed nodig zijn om ermee op te houden, maar uiteindelijk zal het niet anders kunnen.
Of er zouden banken moeten zijn, die hun kernactiviteiten uitbreiden met de productie van industriële producten. Gokautomaten, bij voorbeeld.
© Jan Van Besauw
Columnist voor US Markets