![](/images/legacy-userimages/userimages/crash_plaatje_1512.gif)
2008
MELT DOWN van 29 september 2008
Hoe de markt op 29 september in elkaar is gestort werd benoemd als BLACK MONDAY, de CRASH en het einde van Wall Street en weet ik veel. Toch kan ik de daling die plaatsvond op maandag 29 september niet plaatsen in het rijtje CRASH 1929 en CRASH 1987. Daarvoor was de daling niet algemeen en zeker niet krachtig genoeg gesteund door extreme volumes en PANIEK verkopen. Daarom wil ik u de definitie van een echte BEURSCRASH nog een keer duidelijk maken zodat daar geen misverstanden over komen. Dan heb ik het artikel van enkele jaren geleden over de CRASH van 1929 nogmaals erbij gezet om u te laten lezen hoe een echte CRASH eruit zou komen te zien.
Definitie van een beurscrash:
Meer dan 90% van alle aandelen op de NYSE moeten in het rood staan, het volume moet minimaal 3 keer zo groot zijn als gemiddeld en er moet paniek zijn zodat de koersen door de stroom aan verkooporders zo extreem groot zijn dat de beurs als maar verder zakt zonder dat er enig herstel kan plaatsvinden. Door de paniek moet men de beurs op zo‘n dag enkele malen onderbreken ofwel stil leggen en als de orderstroom zo gigantisch groot is beslissen of men de beurs die dag nog wel open doet. De daling moet bij een echte BEURSCRASH op zijn minst 15% zijn en het kan uitlopen tot 20 a 25%. Dat moet allemaal in 1 sessie gebeuren. Dan pas mag men het woord beurscrash toekennen.
1929
De crash in 1929 … Hoe zat dat ook weer in elkaar?
Waarom ik de crash van 1929 wil oprakelen? Omdat ik blijf hopen dat de lessen die het verleden ons leren nuttig kunnen zijn voor de toekomst. En hiermee bedoel ik de nabije toekomst, tussen vandaag de dag en pakweg enkele maanden. Dat er op Wall Street iets ernstigs te gebeuren staat lijkt met de dag duidelijker aan het worden.
Goed, laten we terugkeren in de tijd, meer bepaald naar de periode na Wereldoorlog I. In de VS begint het ‘jazztijdperk’. De industrie bloeit doordat Europa vragende partij is voor Amerikaanse goederen die de oorlogsverliezen moeten compenseren. In de VS zelf is de vraag naar bijvoorbeeld auto’s en radio’s spectaculair. Tussen 1919 en 1929 verdriedubbelt het aantal personenwagens en neemt het aantal radio’s toe van 60 naar 840 millioen. Er werden nieuwe behoeften gecreëerd, van koelkasten over naaimachines tot speedboten en waterski’s.
In ontelbare bioscopen zat het publiek te genieten van icecream en popcorn. Het was het hoogtij van de charleston en Lindberg deed zijn solovlucht over de oceaan. De roaring twenties, zeg dat wel. De president Calvin Coolidge toen Deze goede man kon het allemaal niet meer zo goed volgen, volgens hem was er in de States een periode van groei gaande die nooit meer zou eindigen. Hij hield het voor bekeken in 1929, ging met pensioen en werd opgevolgd door Herbert Hoover, die de vier jaar van zijn presidentschap niets anders dan crisis zou kennen.
In de VS floreerde de industrie. Alle dagen werden er meer auto’s verkocht, waarvoor rubberbanden nodig waren, wegen, motoren, metaal, verf, textiel en noem maar op. De réclame vond haar weg naar de radiostations, bioscopen en grote borden langs de weg en op de hevels van huizen. Ook toen werd er vrolijk geld geleend voor het bouwen van nieuwe huizen.
Yank-met-de-pet had al vlug door, dat in het kielzog van al dat industriële feestgedruis de aandelenkoersen noordwaarts gingen. En wat deed hij? Juist, aandelen kopen. En als hij niet goed wist uit welke sectoren hij zijn keuze ging maken, kocht hij aandelenfondsen, gul aangeboden door ‘gespecialiseerde’ firma’s die bij bosjes als van tussen de straatstenen van New York, Chicago of Seattle te voorschijn kwamen.
Deze firma’s kochten aandelenpakketten en boden ze tot beleggingsfondsen gegroepeerd aan, net zoals nu nog gebeurt. In de roaring twenties was er wel een nuance: de firma’s leenden geld bij banken om hun aankopen te financieren. Omdat ze zoveel winst maakten, leenden ze zelf hun geld verder aan weer andere beleggingsfirma’s enzovoort. Dat lenen werd een nationale sport (en dat is het in de States nog altijd), ook het kopen van aandelen gebeurde met geleend geld.
Iedereen sprak over Wall Street, iedereen droomde van slapend rijk te kunnen worden. En het zag ernaar uit, dat die droom waar zou kunnen zijn. Kijk even naar het linkerdeel van onderstaande chart, die toont hoe het vanaf de jaren ’20 alleen maar bergop ging. Er was schijnbaar geen vuiltje aan de lucht. Wat er nadien gebeurde weten we wel .…..
Dat is de achtergrond waarop zich in 1929 het beursdrama
afspeelde, waaraan drie data zijn verbonden:
Black Thursday: 24 oktober 1929
Black Monday: 28 oktober 1929
Black Tuesday: 29 oktober 1929
Maar 24 oktober was niet de grote verrassing zoals men het wil laten uitschijnen. Een datum, die wat verdrongen is, is maandag 21 oktober 1929. Toen had men al kunnen weten dat er iets heel erg loos was. Naar diegenen die probeerden te verwittigen luisterde men niet
Wie luisterde trouwens naar Alan Greenspan wanneer hij op 5 december 1996 het had over ‘irrational exhuberance’ met betrekking tot de technologie-zeepbel?
Tickertape:
Op maandag 21 oktober 1929 was op Wall Street het verhandelde volume abnormaal hoog: bijna 6,1 miljoen stuks tegenover ca 4 miljoen normaal. Dit kon de ‘ticker tape machine’ niet volgen. Deze machine was revolutionair in die tijd, omdat ze langs telegrafische weg letters en cijfers kon overseinen in plaats van morsetekens.
De gegevens verschenen op een strook papier, de tape. Ze kreeg haar naam door het tikkende geluid dat ze maakte. De namen van aandelen werden gecodeerd. Die soort codering bestaat nog altijd, we spreken van de ‘ticker’ van een aandeel.
Als die machine uitviel, gaf dat aanleiding tot paniek. Want plots kon je niet meer weten of je order was uitgevoerd, of welke de laatste koers was. Eigenlijk hetzelfde als nu opeens de computers zouden crashen. Wel, op maandag 21 oktober hadden de ticker tapemachines door de grote stroom van orders op Wall Street een vertraging van ongeveer een uur. De reden moet geweest zijn dat te veel orders ineens werden doorgegeven. Het gevolg was onzekerheid, gevolgd door blinde paniek-verkoop. De Dow Jones kreeg zijn eerste opdoffer.
De dagen erna verliepen stormachtig. Er werd nog verkocht, maar ook teruggekocht, waardoor de
koersen wat opliepen. De meest dwaze berichten verschenen in de kranten en werden gehoord op de radio. Een soort waanzin maakte zich meester van de VS. De klap op de waanzin-vuurpijl kwam van een Yale-professor, de heer Irving Fisher. Op 23 oktober, een dag voor de echte crash, beweerde hij doodleuk dat hetgeen de maandag voordien gebeurde, een soort gezonde herschikking van de markt was, en dat de VS een ‘permanent plateau van welvaart’ had bereikt. De koersen waren nog lang niet op hun top, dus beste mensen, geen zorgen, alles blijft onder controle, zo beweerde de prof van Yale.
De CRASH:
Toen gebeurde het ! De val klapte dicht op donderdag 24 oktober 1929, Black Thursday. Die dag werden bijna 13 miljoen aandelen verhandeld. De ticker tape machine liet het 1,5 uur afweten. Banken en Brokers werden bestormd door verkooplustigen. Paniekgolven raasden door de straten van New York en andere grote steden. Er waren ongecontroleerde berichten over
zelfmoorden. Brokers zouden zich verhangen hebben, een groep van 11 speculanten zou van een torengebouw gesprongen zijn. In de namiddag kwamen pogingen tot kalmeren van de gemoederen, waarvan de meest opmerkelijke het optreden was van de heer Richard Whitney, vice-president van de NYSE en broker voor J.P. Morgan. Tot aan zijn enkels wadend door de verkoopsorders en de ticker tapes ging hij van de ene NYSE-handelspost naar de andere en hij plaatste omvangrijke kooporders. Dit feit bereikte de straten van New York en het werd vermeld via de radio en de andere perskanalen. Op slag kon men opnieuw glimlachen. De bui leek voorbij.
Vrijdag 25 en zaterdag 26 oktober waren geen opmerkelijke dagen voor Wall Street. Wie verloren had, likte zijn wonden. Er werd hier en daar zelfs bijgekocht. De koersen schommelden zijwaarts. Iedereen hoopte dat de banken tussenbeide zouden komen, zoals in de pers gesuggereerd werd.
Op maandag 28 oktober, Black Monday, bleek de interventie van de banken ijdele hoop. Er gebeurde helemaal niets meer om de situatie te redden. Er kwam geen Richard Whitney meer opdagen. Verwachting sloeg om in wanhoop. Meer dan 9,25 miljoen aandelen veranderden van eigenaar. De koersen kelderden.
Voor de beursgebouwen verzamelden zich woedende menigten. Kranten die sussende artikels publiceerden, werden niet meer geloofd. Het einde van een tijdperk van waanzin, hoop en bedrog was voorbij. De koersen kelderden voort de periode nadien en een grote depressie werd het gevolg hiervan. De waarheid was ook toen dat overdrijven niet kan blijven duren.
2007
Hierboven hebt u de gang van zaken kunnen lezen van wat er gebeurde tussen pakweg 1920 en tot na de big one. Trouwens, het werd enkele jaren geleden door Jan van Besauw bij elkaar gezocht en toen in een column verwerkt. Als u het goed hebt gelezen dan merkt u dat er veel overeenkomsten zijn met wat er nu gaande is.
Nu de dag van vandaag is het niet veel anders, de stoplichten op de kruising stonden aan beide kanten op groen en men reed dus blindelinks door zonder ons zorgen te maken dat er van de andere kant iets aan kan komen. Dat gaat goed tot het moment dat het botst, en goed ook. Die botsingen vinden nu dag na dag plaats zoals u wel weet en er zijn al heel veel slachtoffers gemaakt in tussentijd. Toch hebben we het momentum zo goed als zeker nu bereikt, de val klapt dicht en op dit moment moet men volop het puin gaan ruimen.
Guy Boscart
US Markets