De verhouding tussen politiek en de financiële markten is actueler dan ooit. Dit is de vijfde column in het thema ‘De politiek aan het woord’. Onze gastcolumnist van vandaag is de financieel woordvoerder van de regeringspartij: het CDA.
Het is niemand ontgaan dat de euro, de gemeenschappelijke munt van inmiddels zeventien EU landen (na toetreding van Estland), de afgelopen maanden onder druk heeft gestaan. Zowel op de financiële markten als in de politiek. In feite houden beide elkaar in een soort wurggreep. De financiële markten zijn de politiek aan het testen tot hoever zij bereid is om de muntunie te verdedigen. De politiek voelt zich in het nauw gedreven, omdat zij de risico’s van steeds nieuwe steunoperaties nog maar moeilijk kan overzien. Politici vrezen dat verdere steun en garanties aan landen uiteindelijk door de belastingbetaler zal moeten worden opgebracht. Dit sentiment speelde een belangrijke rol bij de Griekse en Ierse steun vorig jaar. Het is helaas niet ondenkbaar dat in de komende periode andere landen zoals Spanje en Portugal ook een beroep zullen moeten doen op het noodfonds. We moeten waakzaam blijven.
De afgelopen maand lijkt het vertrouwen op de financiële markten gelukkig wat te zijn teruggekeerd, hoewel de onrust natuurlijk opeens weer kan terugkeren. De aanbevelingen van de Van Rompuy groep, met de nadruk op strenger begrotingsbeleid van de lidstaten, lijken goed te worden ontvangen. Ook dienen de eurolanden hun begrotingen beter op elkaar af te stemmen. Mogelijk is er nog wel meer nodig. De landen in Europa moeten zich er nog beter van bewust worden dat er sprake is van een gedeelde Europese lotsbestemming. Onze Minister van Financiën, Jan Kees de Jäger, heeft er in dit verband voor gepleit om in een vroegtijdig stadium automatisch sancties in te stellen voor landen die zich niet aan de afspraken houden van het stabiliteit– en groeipact. De Duitsers en de Fransen hebben hier nog wat bedenkingen bij. Langs deze weg zullen we echter wel moeten verder denken op weg naar een economische unie. Het moet voor landen de normaalste zaak van de wereld worden om te voldoen aan de vereisten van het stabiliteit– en groeipact. Niet voldoen mag, née moet sancties tot gevolg hebben. We zitten in Europa met z’n allen in hetzelfde schuitje. Landen die deelnemen, genieten ook de voordelen van de euro, doordat ze bijvoorbeeld tegen lage rentes kunnen lenen en weinig last hebben van wisselkoersschommelingen.
Het kan echter niet zo zijn dat landen wel profiteren, maar niet bereid zijn de lasten te dragen van deze voordelen. De eurolanden zullen hun economieën moeten hervormen. Wij zijn ervan overtuigd dat de landen die nu steun krijgen van het Noodfonds zoals Ierland en Griekenland gedwongen worden om echt te hervormen. Mede ook doordat het IMF er bij betrokken; het IMF heeft een lange ervaring met het stellen van strenge voorwaarden aan landen om te hervormen. Betrokkenheid van het IMF is iets waar Nederland reeds in een vroeg stadium op heeft aangedrongen. De andere landen zullen in Europa zullen ook moeten hervormen. Nederland geeft met de plannen van de nieuwe regering het goede voorbeeld.
Er is de afgelopen tijd ook wel geopperd om eurobonds uit te geven. Dit is overigens al een wat ouder plan, dat eens in de zoveel tijd weer naar voren komt. Hierbij zou een Europese Instelling de mogelijkheid krijgen om obligaties uit te geven. Fundamenteel probleem hierbij is dat er geen echte Europese regering is die de budgettaire discipline kan afdwingen, zoals in de VS bijvoorbeeld wel het geval is. Dergelijke obligaties zouden waarschijnlijk een redelijk gunstige rating krijgen, waardoor er relatief goedkoop geld opgehaald zou kunnen worden op de financiële markten. Er zou waarschijnlijk een soort gemiddelde rentevoet betaald moet worden. Dit is in het voordeel van landen als Griekenland, Ierland en Spanje die dan tegen lagere tarieven zouden kunnen lenen. Deze lagere tarieven zullen echter betaald moeten worden door anderen. Er is niet zoiets als een free lunch. Landen als Nederland en Duitsland betalen in feite volgens deze constructie mee aan de goedkopere leenkosten voor landen die het niet goed doen. Landen hebben dan geen prikkel meer om zelf te hervormen. Dit nadeel kleeft uiteindelijk aan elke vorm van een Europese staatsobligatie. Dit zou pas kunnen op het moment dat er sprake is van een volledige politieke unie. Dit is echter voorlopig niet het geval.
Dit neemt niet weg dat er wel creatieve varianten denkbaar zijn waar we nog eens goed over na zouden kunnen denken. Zo wordt er wel onderscheid gemaakt tussen blauwe en rode obligaties (blue and red bonds). Blauwe obligaties zouden gelden voor het deel tot 60% van het BBP, rode obligaties met aanzienlijk hogere rentevoeten zouden gelden voor het deel van de schuld hoger dan 60% van het BBP. Dit klinkt op het eerste gezicht aantrekkelijk. Er lijkt een efficiëntere verdeling te ontstaan van de rentelasten tussen de eurolanden. Toch zal dit waarschijnlijk leiden tot veel hogere kosten van de rode obligaties. Bovendien is er weer een soort coördinerend mechanisme op Europees niveau nodig.
Kortom, we staan in de eurozone de komende tijd voor grote uitdagingen. Het CDA staat pal achter de euro. Landen dienen wel hun zaakjes op orde te hebben. De hervormingen die nu zijn ingezet van de Europese Commissie en De Van Rompuy groep om landen te dwingen de regels van het stabiliteit– en groeipact na te leven zijn verstandig en noodzakelijk. Uitgfite van europese obligaties is volgens ons vooralsnog een stap te ver!