...

HANDELEN IN OPTIES

3 januari 2009, 13:17 | US Markets Redactie | leestijd: 5 minuten | moeilijkheid: 7 / 12 | (0)

Mid­dels deze col­umn wil ik de begin­nende optiebe­leg­ger een beet­je weg­wi­js mak­en in de wereld van de optiehan­del. Zo kunt u bek­end wor­den met wat basis­be­grip­pen die bij de optiehan­del wor­den gebruikt.


Wat zijn opties

Optiehan­del is han­de­len in recht­en en plicht­en.
opties zijn afgelei­de pro­ducten. (derivat­en). Dat betekent dat de pri­js afgeleid is van een ander product.
De meest voorkomende derivat­en zijn gebaseerd op:
– aan­de­len (indices)
– wis­selko­ersen
– rentevoeten
– com­modi­ties

Ken­merken van opties

Om het een­voudig te houden is een optie gestandaardiseerd.
– de loop­ti­jd staat vast (1 dag tot 5 jaar)
– de con­tract­g­rootte staat vast (bijv. 1 optie= 100 aan­de­len of 100 x een index)
– uitoe­fen­pri­js staat vast
– pre­mie is ver­han­del­baar, de pre­mie is dus de enige vari­abele factor


cal­lop­ties en putopties


De kop­er van een call of putop­tie heeft een RECHT, de tegen­par­tij van een kop­er is de schri­jver en die heeft een PLICHT
De kop­er betaalt de pre­mie van de optie aan de schijver. 
De kop­er van een cal­lop­tie heeft een kooprecht, de kop­er van een putop­tie heeft een verkooprecht.
De schri­jver van een cal­lop­tie heeft een verkoop­plicht; de schri­jver van een putop­tie heeft een koop­plicht.


winst-ver­lies


De kop­er van een optie weet bij het aan­gaan van zijn posi­tie (open­ingskoop) wat zijn max­i­male te behalen ver­lies kan zijn. Dit is namelijk de betaalde optiepremie


De verkop­er (schri­jver) van een optie, weet bij het aan­gaan van zijn posi­tie (open­ingsverkoop) wat zijn max­i­male te behalen winst kan zijn. Dit is namelijk de ont­van­gen optiepremie.


Er bestaat vaak ver­war­ring in de optiehan­del met betrekking tot het woord verkoop” van een optie. Het kan namelijk een open­ingsverkoop zijn (in vak­jar­gon: short gaan) of een sluit­ingsverkoop zijn. 
Daarom is het gebruike­lijk om in opti­eter­men te spreken over het schri­jven” van opties in plaats van het verkopen van opties. Schri­jven (short gaan) betekent: iets verkopen wat je niet hebt. Een open­ingsverkoop heet dus in vak­jar­gon het schri­jven van een optie. Dit kan zow­el een call als een put zijn. 


Wat bepaalt de pri­js van een optie?

Een optie kan bestaan uit intrin­sieke waarde en tijds- of verwacht­ingswaarde.

De intrin­sieke waarde== wat is de optie werke­lijk waard
Verwacht­ingswaarde wordt bepaald door ver­schil­lende factoren.
—- Hoe ver is de optie OUT of the MON­EY (bijvoor­beeld koers shell is 20 euro; de put 15 is dan 5 euro out of the mon­ey; en de call 25 is ook 5 euro out of the mon­ey. De put en call met uitoe­fen­pri­js 20 zijn op dat moment AT THE MON­EY en de call 15 of put 25 hebben 5 euro intrin­sieke waarde en zijn dus IN THE MONEY.
—- hoeveel resterende loop­ti­jd is er nog 
—- wat doet de rentevoet 
—- hoe beweeglijk is de onderliggende waarde 
—- wordt er div­i­dend uitgekeerd

Opti­esti­jlen

Opties op aan­de­len hebben Amerikaanse sti­jl. Dat betekent dat ze in prinicipe ten alle tij­den kun­nen wor­den uitgeoefend.
Opties op indices zijn Europese sti­jl. Dat betekent dat ze alleen op eind­da­tum (expi­ratie) kun­nen wor­den uitgeoefend.


Expi­ratie

Tussen half 4 en 4 uur wor­den dagelijks de index-opties afgewikkeld= optie expi­ratie. De afrekenko­ers is 31 x stand aex /31. Bij aan­de­len­ex­pi­ratie gelden andere regels; daar­voor geldt de slotko­ers van die dag. 

Dekking­seisen


Bij het schri­jven van opties, dient er vol­doende zek­er­heid te zijn dat de schri­jver aan zijn ver­plicht­ing zal kun­nen vol­doen. Deze dekking­seis heet mar­gin­ver­plicht­ing”. Er moeten dus alti­jd vol­doende mid­de­len aan­wezig zijn om mar­gin­ver­plichtin­gen aan te kun­nen gaan. De bank of bro­ker bepaalt welke zek­er­heid de schri­jver moet geven. Het is dus niet zo dat de mar­gin­eisen bij alle bro­kers het­zelfde zijn.


Opties­trate­gieen

Veel gebruik­te strate­gieen zijn spreads, strad­dles, stran­gles en butterflys. 
call-spread: verwacht­ing: gelei­delijke stijging
U koopt een call en schri­jft een call met een hogere uitoefenprijs. 
Grafisch ziet het er als vol­gt uit:

.
put-spread: verwacht­ing: gelei­delijke daling
U koopt een put en schri­jft een put met een lagere uitoefenprijs.
Grafisch ziet het er als vol­gt uit:




Strad­dles en stran­gles: Bij short strad­dles en stran­gles schri­jft u cal­lop­ties en putop­ties. Het ver­schil tussen een stran­gle en een strad­dle is dat bij een strad­dle de uitoe­fen­pri­jzen van call en put het­zelfde zijn, en bij een stran­gle zijn de uitoe­fen­pri­jzen van call en put ver­schil­lend. Onder­staande 2 voor­beelden hebben betrekking op het aan­deel shell. 











U ziet een groot ver­schil tussen deze 2 grafieken. Het is echter alle­bei een short strad­dle met uitoe­fen­pri­js van 20 euro. Het enige ver­schil is dat er bij de 1e grafiek de aan­de­len shell in porte­feuille zijn en bij de 2e grafiek niet. In de laat­ste gratiek ziet u dus dat het ongedekt schri­jven van een call optie grote risi­co’s met zich mee­bren­gen. Het risi­co zit het hem duidelijk aan de bovenkant. Als u de aan­de­len in porte­feuille heeft, is dit risi­co weggenomen. 

LONG strad­dle en LONG stran­gle: u verwacht een grote beweg­ing, weet alleen niet welke kant op. U koopt dus calls en puts. De grafiek heb ik hier niet geplaatst. In de prak­tijk komt het erop neer dat de beweg­ing groot genoeg moet zijn, zodat de winst van de ene poot het ver­lies op kan van­gen van de andere poot. 

Meerdere grafieken volgen.


Rene vd vondervoort
US Mar­kets


Reageren

Anonieme comments achterlaten is niet toegestaan. Hiervoor moet u ingelogd zijn. Login »
Turbo’s zijn complexe instrumenten en brengen vanwege het hefboomeffect een hoog risico mee van snel oplopende verliezen. 7 op de 10 retailbeleggers verliest geld met de handel in turbo’s. Het is belangrijk dat u goed begrijpt hoe turbo’s werken en dat u nagaat of u zich het hoge risico op verlies kunt permitteren.