Middels deze column wil ik de beginnende optiebelegger een beetje wegwijs maken in de wereld van de optiehandel. Zo kunt u bekend worden met wat basisbegrippen die bij de optiehandel worden gebruikt.
Wat zijn opties
Optiehandel is handelen in rechten en plichten.
Optiehandel is handelen in rechten en plichten.
opties zijn afgeleide producten. (derivaten). Dat betekent dat de prijs afgeleid is van een ander product.
De meest voorkomende derivaten zijn gebaseerd op:
– aandelen (indices)
– wisselkoersen
– rentevoeten
– commodities
Kenmerken van opties
Om het eenvoudig te houden is een optie gestandaardiseerd.
– de looptijd staat vast (1 dag tot 5 jaar)
– de contractgrootte staat vast (bijv. 1 optie= 100 aandelen of 100 x een index)
– uitoefenprijs staat vast
– premie is verhandelbaar, de premie is dus de enige variabele factor
callopties en putopties
De koper van een call of putoptie heeft een RECHT, de tegenpartij van een koper is de schrijver en die heeft een PLICHT
callopties en putopties
De koper van een call of putoptie heeft een RECHT, de tegenpartij van een koper is de schrijver en die heeft een PLICHT
De koper betaalt de premie van de optie aan de schijver.
De koper van een calloptie heeft een kooprecht, de koper van een putoptie heeft een verkooprecht.
De schrijver van een calloptie heeft een verkoopplicht; de schrijver van een putoptie heeft een koopplicht.
winst-verlies
De koper van een optie weet bij het aangaan van zijn positie (openingskoop) wat zijn maximale te behalen verlies kan zijn. Dit is namelijk de betaalde optiepremie
De verkoper (schrijver) van een optie, weet bij het aangaan van zijn positie (openingsverkoop) wat zijn maximale te behalen winst kan zijn. Dit is namelijk de ontvangen optiepremie.
Er bestaat vaak verwarring in de optiehandel met betrekking tot het woord ”verkoop” van een optie. Het kan namelijk een openingsverkoop zijn (in vakjargon: short gaan) of een sluitingsverkoop zijn.
Daarom is het gebruikelijk om in optietermen te spreken over het ”schrijven” van opties in plaats van het verkopen van opties. Schrijven (short gaan) betekent: iets verkopen wat je niet hebt. Een openingsverkoop heet dus in vakjargon het schrijven van een optie. Dit kan zowel een call als een put zijn.
Wat bepaalt de prijs van een optie?
Een optie kan bestaan uit intrinsieke waarde en tijds- of verwachtingswaarde.
De intrinsieke waarde== wat is de optie werkelijk waard
Verwachtingswaarde wordt bepaald door verschillende factoren.
—- Hoe ver is de optie OUT of the MONEY (bijvoorbeeld koers shell is 20 euro; de put 15 is dan 5 euro out of the money; en de call 25 is ook 5 euro out of the money. De put en call met uitoefenprijs 20 zijn op dat moment AT THE MONEY en de call 15 of put 25 hebben 5 euro intrinsieke waarde en zijn dus IN THE MONEY.
—- hoeveel resterende looptijd is er nog
—- wat doet de rentevoet
—- hoe beweeglijk is de onderliggende waarde
—- wordt er dividend uitgekeerd
Optiestijlen
Opties op aandelen hebben Amerikaanse stijl. Dat betekent dat ze in prinicipe ten alle tijden kunnen worden uitgeoefend.
Opties op indices zijn Europese stijl. Dat betekent dat ze alleen op einddatum (expiratie) kunnen worden uitgeoefend.
Expiratie
Tussen half 4 en 4 uur worden dagelijks de index-opties afgewikkeld= optie expiratie. De afrekenkoers is 31 x stand aex /31. Bij aandelenexpiratie gelden andere regels; daarvoor geldt de slotkoers van die dag.
Dekkingseisen
Bij het schrijven van opties, dient er voldoende zekerheid te zijn dat de schrijver aan zijn verplichting zal kunnen voldoen. Deze dekkingseis heet ”marginverplichting”. Er moeten dus altijd voldoende middelen aanwezig zijn om marginverplichtingen aan te kunnen gaan. De bank of broker bepaalt welke zekerheid de schrijver moet geven. Het is dus niet zo dat de margineisen bij alle brokers hetzelfde zijn.
Optiestrategieen
Veel gebruikte strategieen zijn spreads, straddles, strangles en butterflys.
call-spread: verwachting: geleidelijke stijging
U koopt een call en schrijft een call met een hogere uitoefenprijs.
Grafisch ziet het er als volgt uit:
put-spread: verwachting: geleidelijke daling
U koopt een put en schrijft een put met een lagere uitoefenprijs.
Grafisch ziet het er als volgt uit:
Straddles en strangles: Bij short straddles en strangles schrijft u callopties en putopties. Het verschil tussen een strangle en een straddle is dat bij een straddle de uitoefenprijzen van call en put hetzelfde zijn, en bij een strangle zijn de uitoefenprijzen van call en put verschillend. Onderstaande 2 voorbeelden hebben betrekking op het aandeel shell.
![](/images/legacy-images/images/author-images/57/alex%20short%20straddle%20+%20aandelen.png)
![](/images/legacy-images/images/author-images/57/alex%20short%20straddle%20+%20aandelen.png)
![](/images/legacy-images/images/author-images/57/alex%20short%20strangle.png)
U ziet een groot verschil tussen deze 2 grafieken. Het is echter allebei een short straddle met uitoefenprijs van 20 euro. Het enige verschil is dat er bij de 1e grafiek de aandelen shell in portefeuille zijn en bij de 2e grafiek niet. In de laatste gratiek ziet u dus dat het ongedekt schrijven van een call optie grote risico’s met zich meebrengen. Het risico zit het hem duidelijk aan de bovenkant. Als u de aandelen in portefeuille heeft, is dit risico weggenomen.
LONG straddle en LONG strangle: u verwacht een grote beweging, weet alleen niet welke kant op. U koopt dus calls en puts. De grafiek heb ik hier niet geplaatst. In de praktijk komt het erop neer dat de beweging groot genoeg moet zijn, zodat de winst van de ene poot het verlies op kan vangen van de andere poot.
Meerdere grafieken volgen.
Rene vd vondervoort
US Markets