![](/images/legacy-images/images/070703-jvb-+-crash.gif)
Genie negeerde crash 1929
Het lijkt een dooddoener, maar eens te meer blijkt, dat de werkelijkheid de fictie overtreft. Of wie zou het in zijn of haar hoofd halen een roman of filmscenario te bedenken over een financieel genie dat de crash van 1929 volkomen negeerde en de maanden nadien het rustig bleef hebben over een dipje dat gevolgd zou worden door verdere groei?
Nochtans is het dit wat Irving Fisher, financieel expert en professor in de economie zegde en bleef zeggen toen die infame 24ste oktober 1929 Wall Street crashte en in de VS en ook erbuiten een periode van jarenlange recessie startte.
Wie was die Irving Fisher, die in de zwarte oktobermaand van 1929 als een prediker in de woestijn zijn geloof in een nimmer aflatende groei van de aandelenmarkt bleef uitschreeuwen? Een bewijs van zijn monumentale reputatie in die tijd was, dat de dagen na de crash de New York Times bleef blokletteren dat volgens professor Irving dat de beurs nog steeds goedkoop was en dat niets een verdere stijging van de koersen in de weg stond.
Wat Irving deed, leek op iemand die op het dek van de zinkende Titanic staande zou blijven zeggen ‘niks aan de hand, dit schip is toch onzinkbaar’.
Fisher zag niet alleen zijn persoonlijk fortuin, 130 tot 150 miljoen dollar, verdampen maar verspeelde die dagen ook zijn geloofwaardigheid. Wanneer iemand zulke flater zou begaan, is te verwachten dat de persoon in kwestie zonder meer zou zijn verdwenen in de stoffige coulissen van de geschiedenis. In het geval van Fisher is het zo, dat we niet aan hem voorbij kunnen en dat latere generaties economisten en beursspecialisten aan hem schatplichtig zijn, ondanks zijn blunder wat 1929 betreft. Vandaar dit artikel.
Voor we wat meer uitleg geven over zijn theorieën en werk schetsen we zijn sociale achtergrond en ontwikkeling.
Bron: cowles.econ.yale.edu/
Irving Fisher leefde van 1867 tot 1947 en hij was de zoon van een predikant, die aan tuberculose stierf net toen zoon Irving zijn studies aanvatte aan de Yale University. Dit sterfgeval maakte de levensvoorwaarden van het gezin Fisher heel moelijk, maar Irving hield vol en slaagde erin, zich te bekwamen in de wiskundige economie, in die dagen een exotisch studieterrein.
Toen de 19de eeuw op haar einde liep, was Fisher een succesvol man met een schitterende reputatie als hoogleraar en een rooskleurig familiaal leven. Een doktersbezoek naar aanleiding van wat een banaal kwaaltje leek, betekende voor Fisher een mokerslag, want net als zijn vader destijds leed hij aan tuberculose. In die tijd betekende deze diagnose eigenlijk een doodvonnis, maar Fisher begon een hardnekkig gevecht tegen de ziekte. Hij werd vegetariër, niet-drinker en niet-roker en bracht zoveel mogelijk tijd door met sport in de open lucht.
Tot de verbazing van zijn omgeving, dokter incluis, kon hij zijn ziekte in bedwang houden. Hij bleef doceren en voegde er zelfs een zakelijk succes aan toe door de commercialisering van een nieuw classificatiesysteem. Hierdoor werd hij stilaan een vermogend man en hij dikte zijn kapitaal aan door aandelenhandel. Deze handel was zeer lucratief, vooral in de 1920’er jaren toen er geen einde leek te kunnen komen aan de immer stijgende koersen.
Toch waren er in die dagen waarschuwende stemmen in de trant van ‘what goes up, must come down’, maar daar had Fisher (en hij niet alleen) geen oor voor. Tot op de dag van vandaag begrijpt niemand wat hem bezielde om niet te zien wat iedereen (te laat, dat wel) zag.
Nochtans was Fisher iemand met een geniaal inzicht van de economie en vooral van de wiskundige achtergronden ervan. Zo ontwikkelde hij een formule waaruit het begrip inflatie wordt afgeleid:
MV = PT
Hierin is M = geldvoorraad, V = circulatiesnelheid van het geld, P = prijzenpeil en T = aantal transacties
Kijk op welke heldere manier de formule van Fisher het begrip inflatie illustreert: in een relatief korte tijdspanne veranderen V en T weinig, m.a.w. het aantal klanten en hun aankopen is redelijk gelijk op enkele dagen of weken tijd. Als je nu de geldvoorraad M bruusk doet stijgen, dan heeft dat onmiddellijk een stijging van de prijzen P tot gevolg, m.a.w. er is inflatie. Wij gaan niet meer steil achterover hiervan, maar in Fishers dagen was dit revolutionair en hebben generaties economische en monetaire experts voortgebouwd op bovenstaande formule om hun te komen tot eigen inzichten.
Verder stoeide Fisher met de relatie tussen rente en inflatie, die hij samenvatte als volgt:
r = (1 + i) / (1 + inflatie) ‑1
waarin r en i zijn resp. werkelijke en nominale intrestvoeten. De invloed van het prijzenpeil (inflatie) op de rente kan worden uitgerekend. Latere inflatie- en rentefreaks à la Alan Greenspan zijn allen vertrokken bij bovenstaand snoepje voor algebraliefhebbers.
Ook was Fisher de eerste om macro-economische gegevens zoals geldvoorraad, rentevoeten en prijsniveaus te gebruiken in statistische analyse van de economie. Hij bouwde een ideaal economisch model op en bewees, dat elke afwijking ervan moet leiden tot de ondergang.
Hij was ook de eerste om in te zien, dat het tijdstip waarop een transactie gebeurt de subjectieve waarde ervan bepaalt. Een voorbeeld: als je het gevoel krijgt, dat vele anderen samen met jou interesse hebben voor het aankopen van iets, dan zal je bereid zijn er een hogere prijs voor te betalen dan wanneer er niemand anders is die in ‘concurrentie’ is met jou.
Een andere vaststelling van Fisher: er is een spanning tussen enerzijds de neiging om beschikbaar geld onverwijld te spenderen en anderzijds het besef dat het geld zal aangroeien door het op de ene of andere manier te beleggen. Deze spanning beïnvloedt in sterke mate de hoogte van de rentevoet.
Zoals we hoger al aanhaalden, was Fisher een verwoede belegger, althans tot 24 oktober 1929. Hierna had hij niets meer te beleggen en was hij maar al te blij met zijn salaris als prof en de inkomsten van zijn boeken en artikels. Maar voor Zwarte Oktober hamerde hij op het belang van beursindices, die mee onder zijn impuls zijn deel gaan uitmaken van het dagelijks leven in Wall Street.
Irving Fisher liet ons een reeks werken na, zoals:
- The Purchasing Power of Money (1911)
— The Theory of Interest (1930)
— The Stock Market Crash and after (1930)
In 1947, hij was toen 80 jaar, werd hij geveld door kanker. Dat hij na de diagnose van tuberculose nog ca 50 jaar relatief gezond heeft geleefd schreef hij toe aan een sober leven gekoppeld aan maximale lichaamsbeweging in de open lucht. Met zijn zelfontwikkelde methode om gezond te blijven heeft hij school gemaakt op het gebied van wat later fitness, aerobic en joggen is gaan heten.
Financieel heeft de crash van 1929 hem tot het einde achtervolgd. Kort voor zijn dood moest zijn woning gedwongen verkocht worden en toen hij stierf liet hij zijn familie een schuld van 750.000 dollar (in 1947!) na.
Nooit heeft hij willen toegeven dat Wall Street slechts heel langzaam zou herstellen van de crash. Het heeft nochtans tot 1954, zeven jaar na zijn dood, moeten duren voordat de Dow Jones terug op het peil van 1929 zou staan.
Deze kapitale inschattingsfout staat diametraal tegenover Fishers geniale mathematische en economische inzichten, die van hem met recht en reden de meest invloedrijke econoom van de 20ste eeuw hebben gemaakt.
Jan Van Besauw
Publicist voor US Markets
4 juli 2007.
Ondergetekende is een gepensioneerde marketing manager. Hij schrijft voor US Markets o.m. columns, nieuwsberichten en artikels over uiteenlopende onderwerpen.