De cijfers liegen er niet om. In 1993 zag een eerste Exchange Traded Fund (ETF) het licht: de Standard & Poor’s Depositary Receipts. Het kreeg al snel een waarde van 464 miljoen USD. Na deze succesvolle introductie wilden meerdere partijen voet tussen de deur van deze groeimarkt krijgen en tuigden zo verschillende ETF’s op. Momenteel zijn er alleen al in de VS meer dan 910 ETF’s te vinden met een waarde van ongeveer 900 miljard USD. Vooral de afgelopen paar jaar is de handel in ETF’s enorm gegroeid en wachten er nu nog honderden ETF’s op goedkeuring door de toezichthouder op de financiële markten van de V.S. (the securities and exchange commission (SEC)). De verwachtingen zijn dan ook hooggespannen: de ETF’s zullen een steeds belangrijkere plaats in gaan nemen in de beleggingswereld.
Met andere woorden, dit nog niet zeer bekende, maar wel steeds populairder wordende beleggingsinstrument verdient onze aandacht dubbel en dwars. Maar wat zijn ETF’s precies?
Een ETF is een mandje effecten, gekozen door professionals (een fonds), dat verhandeld wordt door een beursvennootschap op een aandelenbeurs. ETF’s kunnen de hele beursdag verhandeld worden en dat maakt ze flexibeler dan bijvoorbeeld Open-End Mutual Funds, waarin alleen aan het eind van de dag gehandeld kan worden. Een ETF kan bestaan uit aandelen, obligaties, commodities of valuta. Het volgt bijvoorbeeld een brede index, zoals de S&P500, of een specifiek land, sector of industrie.
Om inzicht te krijgen in de aard van het ETF is het verhelderend om de ontstaansgeschiedenis ervan onder de loep te nemen. We zullen ons daarom eerst wenden tot de roots van het ‘gewone’ beleggersfonds, want het ETF is daar een gecompliceerd broertje van… en het begon allemaal in Nederland.
Het eerste beleggingsfonds ter wereld wordt opgericht door een Nederlandse broker die in 1774 een fonds organiseert waaraan meerdere mensen kunnen deelnemen. Het fonds heet ‘Eendragt Maakt Magt’. Doel ervan is om kleine beleggers met weinig middelen te laten deelnemen in winstgevende ondernemingen en om de risico’s te verminderen door te diversifiëren. Zo belegt het fonds in effecten uit Oostenrijk, Denemarken, Duitsland, Spanje, Zweden, Rusland en een variëteit aan koloniale plantages in Centraal en Zuid Amerika. Een belangrijk kenmerk van het fonds is dat het transparant in elkaar steekt en dat er een visie van de fondsmanager achter de handel zit. De belegger deelt in de winsten van het fonds en kan z’n geld er ook weer uithalen.
Met dit voorbeeld in het hoofd worden na de Amerikaanse Revolutie meerdere fondsen opgezet. Amerika moet opgebouwd worden en daarvoor is geld nodig. De financiering hiervoor komt van buitenlandse Mutual Fund investeerders. De V.S. is dan als het ware een emerging market waarvan de beleggers goede hoop hebben dat het de investering waard is. Amerika wordt zo inderdaad een groot succes voor deze beleggers uit Spanje, Frankrijk en Nederland.
In 1893 ontstaat het eerste zogenaamde closed-end fund. Dit is een fonds dat voor een beperkte termijn aandelen uitgeeft aan het publiek. Beleggers die zich hebben ingeschreven, kunnen hun geld niet uit het fonds halen. Wel kunnen ze op eigen kracht hun fondsaandelen op een aandelenmarkt of over-the-counter markt verhandelen. De marktprijs van closed-end funds is dus afhankelijk van vraag en aanbod en kan verschillen van de NAV (netto waarde van de assets in het fonds). De wetgever verbiedt uitgevers van een closed-end fonds om nieuwe aandelen uit te geven of oude aandelen terug te kopen. Ze mogen niet handelen in het eigen fonds. Vele closed-end funds besluiten gebruik te maken van een hefboom om de management fees flink te laten oplopen.
In 1907 onstaat het eerste open-end fund. De werking is als volgt: Elke dag na marktsluiting wordt de onderliggende waarde van het fonds berekend (onderliggende waarde van aandelen, obligaties en cash in het fonds), waarna een eerlijke prijs per aandeel wordt bepaald. Beleggers kunnen dan dit NAV bedrag ontvangen als ze hun aandelen willen verzilveren. De NAV prijs wordt ook in de kranten gepubliceerd.
De grote verschillen met de closed-end fund zijn:
- Open-end: Verkoop gaat op NAV prijzen/closed-end: vraag en aanbod + premie of korting bepalen de prijs
- Open-end: Nieuw kapitaal kan worden aangetrokken, een oneindig altijd aandelen is mogelijk/closed-end: beperkte hoeveelheid aandelen
- Open-end: De aandelen worden direct uit het fonds onttrokken en worden niet verhandeld op de aandelenbeurzen/closed-end: de aandelen worden verhandeld op de grote aandelenbeurzen
- Open-end: Alleen aan het eind van de dag kan worden gehandeld/closed-end: de hele dag door kan erin gehandeld worden
Deze open-end methode geeft de fondsuitgever de mogelijkheid om op elk moment aandelen te creëren of terug te kopen zoals nodig is om in de beleggersbehoeften te voorzien. Deze structuur is in de VS de standaard geworden voor de organisatie van mutual funds in de VS.
In 1929 zijn er 19 open-end tegenover 700 closed-end fondsen in de VS. Na de crash van ’29 zijn de meeste closed-end fondsen weggevaagd, omdat ze een hefboom hanteerden.
Een sprong in de tijd. We gaan naar 1989 wanneer Index Participation Shares een fonds uitgeeft dat de S&P500 volgt. Het fonds zit zo in elkaar dat het de voordelen van zowel de Closed-End als de Open-End Funds benut. Deze voorloper van het ETF voldoet niet aan de wetgeving van de toezichthouder op de Amerikaanse markten (de SEC) en wordt van de beurs afgehaald. In Toronto is men minder kieskeurig en in 1990 wordt op de beurs daar een soortgelijk product geïntroduceerd dat een instant hit wordt. Dit verleidt de American Stock Exchange tot het ontwikkelen van een product dat wel voldoet aan de regelgeving van de SEC. In 1993 ontwikkelen Nathan Most en Steven Bloom de Standard & Poor’s Depositary Receipts (SPDRS, ook wel Spiders genoemd). Dit product wordt door de SEC goedgekeurd met de restrictie dat het niet mag worden gepromoot als beleggingsfonds. De naam waaronder het wel mag worden verhandeld, is Exchange Traded Fund, dus ETF.
Vanaf 1994 volgen er in rap tempo nog meer ETF’s op onder andere de negen sectoren van de S&P500, de Dow Jones Industrial Average index en de Nasdaq-100. In 2000 betreedt iShares de markt. iShares komt voort uit Barclays Global Investors dat opgekocht is door Blackrock. Maar de echte snelle groei van ETF’s ontstaat na 2005 wanneer Vanguard de markt betreedt. ETF’s worden opgetuigd voor specifieke regio’s, sectoren, commodities, obligaties, futures en andere asset klassen. Daardoor spreken puristen liever over ETP’s, dus Exchange Trades Products, omdat sommige producten niet meer voldoen aan de exacte definitie van wat een fonds is.
Dit leidt er vervolgens toe dat er in september 2010, 916 ETP’s in de V.S. zijn met een waarde van 882 miljard USD, een stijging van 189 miljard USD in 12 maanden tijd. Er zit wereldwijd nu meer dan 1 biljoen USD in ETP’s.
We zullen in de toekomst meer aandacht aan ETF’s besteden op US Markets. In het volgende artikel zullen we dieper ingaan op de voordelen van ETF’s, waarbij we de aard van de ETF’s steeds meer bloot leggen. Hopelijk tot dan!
Redactie US Markets