De crisis in Griekenland is, ondanks substantiële financiële steun van de EU, allesbehalve onder controle. Hoewel algemeen wordt aangenomen dat de impact van een eventuele crash van Griekenland relatief klein zal zijn voor de overige EU-landen, zien we boven Griekenland een spook hangen.
Er gaat bijna geen dag voorbij of we horen over Griekenland negatief nieuws of we zien beelden van manifestaties van ontevreden Grieken, die hun afkeer voor de EU niet onder stoelen of banken steken. Met die mentaliteit voedt zich het spook dat boven de bakermat van de democratie hangt. Voor we hierop verder gaan, een
analyse van de situatie.
De ellende begon in 2009 toen een nieuwe regering met als premier Giorgos Papandreou aantrad. Al gauw bleek dat de vorige regering een giftige erfenis had nagelaten met als meest opvallende karakteristiek onvoorstelbaar valse cijfers over het begrotingstekort. Een voorbeeld: de vorige regering met als premier Kostas Karamanlis noemde als tekort 3,7%, terwijl het met 12,7% bijna het viervoudige bleek te zijn. Door Eurostat, het directoriaat-generaal van de EU werden de cijfers grondiger bekeken en de onthutsende conclusie eind 2010 was, dat het tekort 15,4% bedroeg. Waarom Eurostat daar niet eerder op gekomen was? Simpelweg omdat de Griekse regering dit bureau de toegang tot het grondgebied altijd had ontzegd.
Het bekend worden van deze cijfers had drie effecten:
a) de rente op leningen die Griekenland moest aangaan om de put beginnen te vullen, schoot de hoogte in. Dat leidde tot een fatale glijbaan, want het vooruitzicht dat het begrotingstekort nooit zou kunnen goedgemaakt worden werd reëler van dag tot dag
b) het internationale vertrouwen in de euro kreeg een stevige knauw, wat zich uitte in de koers tegenover bij voorbeeld de dollar met alle economische en financiële gevolgen van dien
c) het land werd het doelwit van speculanten die uitgingen van een spoedig faillissement van het land. Er werden belangrijke hoeveelheden zg. credit default swaps gekocht, die royaal zouden uitbetalen als Griekenland de handdoek in de ring zou gooien
De Griekse regering zelf leek niet echt onder de indruk van alle commotie in het buitenland en op 15 januari 2010 stapte premier Papandreou blakend van zelfvertrouwen naar de Europese Commissie en stelde daar een ambitieus bezuinigingsplan voor. In 2012 zou het begrotingstekort netjes tot onder de 3%-norm van Straatsburg zijn teruggebracht.
Hoe het in zijn werk zou gaan? Wel, door een combinatie van belastingsverhogingen en bezuinigingen. De mensen moesten langer werken, er zouden duizenden overbodige ambtenaren de bon krijgen en de fiscus zou jacht maken op belastingontduikers. Er zou meer geld naar de staatskas vloeien dankzij verhoogde accijnzen op benzine, diesel en alcohol. Vrolijk werden de Grieken hier niet van, de vakbonden steigerden en organiseerden een golf van algemene stakingen, die het land nog wat dieper in de modder duwden want nu kwam het toerisme, een belangrijke economische factor, op de helling te staan. Immers, wie wil zijn zuurverdiende euro’s spenderen voor een reisje naar een land waar je niet wist of je er ooit op tijd zou aankomen of vertrekken en waar het bovendien te betwijfelen was of je in je hotel aankwam en of je er te eten zou krijgen?
De Europese Commissie (EC) verstrengde in de tweede helft van dezelfde januari maand 2010 het toezicht op de Griekse overheid, maar ging toch akkoord met Papandreou’s plan. Maar plan of geen plan, toezicht of geen toezicht, het internationale vertrouwen was er niet meer, de rente bleef zodanig stijgen dat het voor Griekenland zeer, zeer lastig werd om nog tegen redelijke condities aan geld te geraken.
Nog minder dan een maand na Papandreou’s optreden voor de EC, nl. op 11 februari 2010, was er een bijeenkomst van de regeringsleiders van de 27 lidstaten. Ze kwamen overeen gecoördineerd te zullen handelen als daadwerkelijk hulp aan Griekenland zou geboden worden, meer niet. Daarmee kan je geen brood kopen, moeten de Grieken gedacht hebben.
Terwijl druk gelobbyd werd, waarbij de nauwe samenwerking en verstandhouding tussen de Franse president Sarkozy en de Duitse bondskanselier Merkel leidde tot het begrip ‘Merkozy’, bleef Griekenland aanvankelijk weigeren toe te geven dat hulp dringend nodig was. Uiteindelijk gooide Papandreou het over een andere boeg en op 23 april ging hij door de knieën en vroeg de EU om financiële steun. Nog geen 10 dagen later, op 2 mei 2010, kwam een concreet bedrag uit de bus: 110 miljard euro, te verspreiden over 3 jaar. Hiervan kwam 80 miljard (73%) van de EU-landen en de overige 30 miljard van het IMF, toen nog onder de leiding van de illustere figuur Domique Strauss-Kahn. Eén dissonant: EU-lidstaat Slowakije hield zijn portemonnee stijf dicht.
De ECB en samen met deze centrale Europese bank verschillende regeringen zegden het volste vertrouwen te hebben dat Griekenland zich dankzij deze hulp uit het moeras zou kunnen werken. Daarbij werd wel beklemtoond, dat voldaan moest worden aan een reeks eisen met als voornaamste de reeks d belastingsverhogingen en bezuinigingen die Papandreou zelf op 15 januari 2010 had voorgesteld, aangevuld met voorstellen om economisch efficiënter te werken.
Toen op het einde van 2010 de balans werd opgemaakt, bleken er weliswaar verschillende hervormingen te zijn doorgevoerd, maar na grondig nazicht van de cijfers bleek het begrotingstekort nog te zijn toegenomen. Kwestie van nog meer lijken die uit de kast vielen…
In de eerste helft van 2011 werd in Athene druk vergaderd en uiteindelijk kwam er in juni 2011 een nieuw plan met als krachtlijnen de al eerder genomen maatregelen aangevuld met het verhogen van de vermogensbelasting, het dwingen van de fiscale inspecteurs jacht te maken op ontduikers, publieke voorzieningen inkrimpen, privatiseren van Griekse staatseigendommen en het openstellen van de energie- en transportmarkten.
Alle afspraken ten spijt kwamen er later in 2011 nagenoeg geen tekenen dat de toestand minder slecht werd. Integendeel, de kritiek op het Griekse beleid klonk luider en luider en werd nog een extra gesteund door de inmiddels beruchte credit rating bureaus à la Standard & Poor’s en Moody’s, die Het land de laagste beoordeling gaven en het zo degradeerden tot het ‘junk’-niveau.
In juli 2011 kwamen de leiders van de 27 EU-landen bijeen en stelden een nieuw hulpplan voor , ditmaal ten belope van 109 miljard euro tegen 3,5% rente. Achteraf bleek dit plan een losse flodder en het belandde in de koelkast. Immers, het faillissement van Griekenland tegen het einde van 2011 leek onafwendbaar, ook die 109 miljard ten spijt.
Inmiddels verziekte de Europese situatie, internationaal wankelde het vertrouwen in de euro en hakten de kredietbeoordelaars erop los. Het kwam tot een nieuw topoverleg op 26 en 27 oktober 2011, wat leidde tot een grotere financiële injectie dan die van het ter ziele gegane plan van 109 miljard, nl. niet minder dan 130 miljard euro. Hieraan waren nog strengere condities gekoppeld, die zouden leiden tot concreet afbouwen van de staatsschuld.
Even werd het wat kalmer, maar dat duurde niet lang. Want premier Papandreou kwam op het idee, zijn landgenoten te consulteren over het bezuinigingsplan d.m.v. een referendum. In plaats van olie op de golven was dit idee olie op het vuur. Protest alom, ook buiten Griekenland.
Papandreou’s referendum belandde op de klippen, samen met de bedenker ervan. Hij trad op 4 november 2011 af en werd vervangen door premier Loukas Papadimos, die tot dan vicepresident was bij de ECB. Het kan zijn dat hij een overgangsfiguur wordt, want in april 2012 zijn er nationale verkiezingen in Griekenland. In alle geval lijkt hij nu wel de juiste man op de juiste plaats met zijn background bij de ECB.
Papadimos wacht in alle geval een loodzware taak. Hij is geconfronteerd met een schuldenberg van meer dan 360 miljard euro, zowat 165% van het bnp. Voor de lopende leningen moet een loodzware rente van bijna 26% worden betaald. Van de vermelde staatsschuld moet in september 2012 al ca 14% (52 miljard euro) zijn terugbetaald. Allemaal geld dat duur heeft gekost om te lenen en dat niet in de economie gepompt kan worden. Die 130 miljard houdt het faillissement van Griekenland op afstand, maar helemaal voorbij is dit gevaar niet. En in de wandelgangen klinkt al gefluister van een volgende miljardenschijf…
Hoe moet het nu verder? Deze overweging brengt ons bij het spook waarover we het zonet hadden. Dit spook kan ontstaan uit twee elementen: de tanende economie en de gekwetste bevolking.
De economie (ca ¾ diensten, de rest vooral productie en wat landbouw) heeft af te rekenen met heel veel wantrouwen op zijn zachtst uitgedrukt. Dit heeft een weerslag op de cashflow en op de werkzekerheid.
Hiermee komen automatisch terecht bij het lot van de Griekse bevolking. De lonen in de publieke sector daalden de afgelopen jaren met 15% en in staatsbedrijven was dit loonverlies nog pijnlijker, nl. minus 30%. De gepensioneerden moeten het met 10% minder stellen. Tienduizenden verliezen hun werk, het werkloosheidscijfer was in de zomer van 2011 gestegen tot 18%.
Velen ontvluchten de steden om terug te keren naar het platteland om daar te proberen te overleven met wat land- en tuinbouw.
Een algemeen beeld van de Griek van vandaag is dat van iemand die wanhopig en woedend is. Er wordt gezocht naar een zondebok en die was tot het aftreden van Papandreou de overheid. Nu er een andere premier is, wordt met de vinger gewezen naar de euro en bij uitbreiding naar de EU. Tegelijkertijd ontstaat een nationalistische reflex. ‘Jullie hebben hier niks meer te zoeken, onze zon en onze zee zijn er niet meer voor jullie, Europeanen!’, zo riep een man uit ergens in een Atheense straat. Nochtans draait 15% van de Griekse economie op inkomsten van toeristen, op zoek naar zee en zon. Niet logisch dus, wat die Griek de journalist toeschreeuwde.
Dat is nu net het spook dat boven Griekenland hangt. Wanhopige mensen zoeken dikwijls hun toevlucht in een vals gevoel van samenhorigheid en het afstoten van wat buiten de staatsgrenzen gebeurt. Als in zulke situatie iemand opstaat en inspeelt op nationalistische gevoelens ligt de weg open voor een politiek waar we liever niet aan denken.
En daarbij is te overwegen, dat het niet alleen de modale Griek is, die getroffen wordt door de verscherpte maatregelen. De Griekse fiscus heeft uitgerekend dat grote ondernemingen en rijken ca 50 miljard euro aan de staat verschuldigd zijn. Dat geld wil de fiscus nu binnenrijven. Daarom worden buitenlandse rekeningen door de Griekse staat geblokkeerd. Het gaat hier om bedragen van meerdere honderden miljoenen euro. Dat zal door de betrokkenen niet op gejuich onthaald worden en ze zullen wellicht partij kiezen voor diegenen die kritiek hebben op het huidige beleid. Het kamp van de opponenten groeit.
Wie wil nagaan wat er gebeurde in Europa na de Eerste Wereldoorlog zal vaststellen waartoe een wanhopig, verarmd en zich geïsoleerd voelend volk in staat is. Vooral als verongelijkte rijken hun rangen vervoegen.
Dit spook moeten we krachtdadig weghalen van boven Griekenland.
Jan Van Besauw
Publicist voor USMarkets