Deflatie en cholesterol
Is er verband tussen cholesterol en deflatie? Zoals de titel van deze column laat vermoeden is die er. Zoals er goede (HDL) en slechte (LDL) cholesterol is, is er goede en slechte deflatie. Echter, waar wij in ons dagelijks leven meer slechte dan goede cholesterol kennen, primeren in de economie de goede types deflatie op de slechte.
Laat ons eerst kijken wat het woordenboek ons leert over de deflatie en zijn tegenhanger, inflatie. We beginnen met het tweede, meer bekende begrip.
Infla’tie [L inflatio = opgeblazenheid] te grote circulatie van ongedekt papieren geld waardoor de koopkracht sterk daalt en de prijzen in getalwaarde hoog worden
Defla’tie [F déflation] vermeerdering van de koopkracht van geld
Voilà , daarmee moeten we het doen. Inflatie krijgt een omstandige uitleg, deflatie zes woorden. Toegegeven, de strijd tegen hollende prijzen, tegen muntontwaarding, kortom de strijd tegen inflatie is één van de hoofdopdrachten van onze economie. Politiekers en economisten hebben de mond vol over ‘inflatiegevaar’, ‘hollende inflatie’ en ‘maatregels tegen de inflatie’. Het woord deflatie komt amper over de lippen. Als men er toch over begint te praten waait een angstgolf over het economische landschap.
Onbekend maakt onbemind. Het is tijd dat we deflatie wat nader leren kennen. Er zijn er vijf types, drie ‘goede’ en twee ‘slechte’.
Dit zijn de goede:
- deflatie door de wet van vraag en aanbod,
- spaarpot-gedreven deflatie,
- deflatie door inkrimpen van bankkrediet,
en dit zijn de slechte:
- deflatie door blokkeren van de geldstroom,
- post-zeepbel deflatie.
1. Deflatie door de wet van vraag en aanbod.
‘Twee kopen, één betalen’. Spaarkaarten. ‘Extra software gratis.’ We kennen ze alle, de lokmiddelen van de industrie om ons tot kopen aan te zetten. Dit is het gevolg van een toename van het aanbod terwijl de vraag er wel nog is, doch niet echt volgt. Uiteindelijk wordt iedereen er beter van, de consumenten die goederen of diensten goedkoper verwerven dan voorheen en de industrie die haar inspanningen voor verhogen van efficiëntie en productiviteit beloond ziet met grotere afzet. Deze deflatie is gezond en consequent in een evoluerende economie.
2. Spaarpot-gedreven deflatie.
In dit geval geraakt het geld niet meer zo vlot uit de zwarte kous van de consument. Er is een verhoogde drang naar oppotten van liquiditeiten. De logische reactie van de leveranciers is de prijzen te laten zakken om zo de geldstroom in beweging te krijgen. Samengevat: niets aan de hand.
3. Deflatie door inkrimpen van bankkrediet.
Dit is een corrigerende maatregel die de banken toepassen wanneer gedurende een bepaalde periode te veel geld in omloop is gebracht. Om een uit de hand lopende inflatie te vermijden zullen de banken hun kredieten beperken, soms afbouwen. Omdat er dus minder geld in omloop komt terwijl het aanbod ongeveer gelijk blijft, zullen de prijzen moeten dalen om de economische motor draaiende te houden. Ook niet zo slecht.
4. Deflatie door blokkeren van de geldstroom.
Dit is een geheel andere situatie. Zoals niet lang geleden in Argentinië gebeurde, zal de overheid de banken opleggen om tegoeden, rekeningen, spaarboekjes van de consumenten te blokkeren. De gevolgen hiervan zijn bekend. Er komt geen verbetering van de economie, omdat er geen geld meer is om iets te kopen. De felgeplaagde werknemers worden afgedankt en kunnen zelfs hun spaargeld niet meer opnemen. Resultaat: chaos, toenemende armoede, kortom ineenstorting van het economische systeem.
5. Post-zeepbel deflatie.
Daar waar type 4 voor de economieën van de VS en Europa niet in het verschiet lijkt, betekent type 5 wel een regelrechte dreiging. De naam post-zeepbel hebben we gekozen om u te fixeren op de jaren die vlak achter ons liggen, de periode 1998 – 2000, de periode die Alan Greenspan in 1996 al aankondigde, herinner zijn onsterfelijke uitspraak ‘irrational exhuberance’.
De zeepbel in kwestie ontstaat ten tijde van ongebreidelde groei. ‘The sky is the limit’ is in zulke tijden het credo, zowel op de beurzen als in de industrie. Een mentalitait van ‘het kan alleen maar hoger’ overheerst het nuchtere denken. Consument, heb je geld nodig? Leen er maar op los! Bank, liquiditeiten te kort? We drukken wat geld bij!
Banken staan leningen toe aan de lopende band. Wat is in feite het toestaan van en lening? U wenst een huis te bouwen of te kopen. De bank staat u toe de notaris een cheque te overhandigen, waarvoor zij garant staat. U begint de lening terug te betalen. Maar de bank wacht niet totdat u alles hebt teruggestort (met intrest, natuurlijk). Neen, morgen leent ze aan iemand anders. Zelf moet de bank rente betalen aan de centrale bank en het verschil tussen de intrest die u haar betaalt en wat ze doorstort aan de centrale bank, daarvan leeft ze. En dat werkt goed, zolang er huuizen gekocht worden en ze hun waarde houden. Want dat is redplank voor de bank: kunt u niet meer betalen, dan verkoopt zij uw woning als compensatie. En datzelfde geld voor leningen om aandelen te kopen, firma’s op te richten, innovatie van machinaparken enzovoort.
Daar wringt het schoentje. Er komt altijd een moment dat de consument evenals de ondernemer aan het einde van hun financieel latijn zijn. Niets blijft eeuwig stijgen. Er wordt minder verhandeld. Omzet van firma’s daalt. Aandelenkoersen komen in vrije val. Er is geen geld meer om de schulden af te lossen. De centrale bank verlaagt de rente om de overige banken ter hulp te komen. Dat helpt maar tijdelijk en heeft tot effect dat nu ook de centrale bank te weinig inkosten heeft.
Deflatie slaat toe. Prijzen dalen, productie daalt. Minder omzet betekent minder banen en ga zo maar voort. Het hele scenario is te lezen in de column ‘De depressie van 2003?’, waarin een parallel wordt getrokken tussen de huidige situatie en deze ten tijde van de Grote Depressie van 1929.
Tot zover de beschrijving van het begrip deflatie. Stel nu dat we er een beleven van het type 5. Hoe geraakt zoiets opgelost? Laten uitzieken is de boodschap. Hoe gebeurt dat? Het begint bij de centrale bank, die twee dingen te doen heeft. Ten eerste het verlagen van de rente en ten tweede geen geldstromen meer toelaten richting institutionelen en lokale banken. Langzaam maar zeker zullen deze voor hun beleggingen terug kiezen voor instrumenten zoals aandelen en obligaties en zo beetje bij beetje de geldaders weer openmaken. De industrie krijgt dan terug zuurstof, kan weer werkgelegenheid scheppen en ga zo maar door.
Snel gaat zoiets niet. Moesten we terecht komen in een serieuze depressie, dan mogen we rekenen op ca 10 jaar om er terug bovenop te komen, net zoals na 1929. Dat zullen dan 10 harde jaren worden, met werkloosheid, massale faillissementen, ineenstorting van de vastgoedmarkt enzoverder.
Bij dit alles moeten we de VS-economie scherp in het oog houden, want tot nader order heeft deze de leiding van de wereldeconomie. Vooral de politiek van Fed ten opzichte van de rente is indicatief.
Niets zegt echter dat we een deflatie type 5 echt te verwachten hebben. Wellicht zal er een komen van het
type 3 (inkrimpen van bankkrediet) die er net als de goede HDL-cholesterol de economische aders zal zuiver maken en een periode van groei terug zal mogelijk maken. Laat ons dat hopen.
Jan Van Besauw
Columnist voor US Markets
14 mei 2003.