Politici rollen over elkaar heen om zo snel mogelijk de zelfstandige Europese landen op te heffen omdat de bemoeizuchtige Europese Unie de euro moet redden. Onzin. Voor de oplossing moet je bij de veroorzaker van de crisis zijn. Er zijn goede mogelijkheden.
Om te kunnen snappen hoe we van de kredietcrisis afkomen is het toch zinvol eerst nog even naar het ontstaan te kijken. Tot 1980 was het gebruikelijk dat overheden een gedeelte van hun uitgaven “monetair” financierden. Dat is een chique woord voor geld drukken, net als quantitatief easing. Een ander gedeelte van het tekort werd gefinancierd met de uitgifte van staatsobligaties die in wezen bedoeld waren om bepaalde marktpartijen een weinig risicovolle belegging te bieden zoals pensioenfondsen. Nu hadden regeringen in het verleden laten zien dat ze niet altijd even zorgvuldig met de drukpers omgingen hetgeen tot grote inflatie kon leiden (in de 70er jaren was dat ook nog weer eens het geval). Rond 1980 kwam er een gecoördineerde actie van de banken dat geldschepping voortaan maar aan de banken overgelaten moest worden (zie hierover mijn eerdere bijdrage). Die actie slaagde wonderwel. De overheid “leende” voortaan zijn tekort bij de banken. Ook in het verdrag van Maastricht is dat vastgelegd. Opmerkelijk is dat een site als Wikipedia het begrip “monetair financieren” niet eens meer kent en er van uitgaat dat een overheid die iets tekort komt altijd moet lenen.
Verschil geldschepping tussen overheid en banken
Wat is het verschil als de overheid geld schept of als de banken dat doen? Geldschepping is wederzijdse schuldaanvaarding: boekhoudkundig boekt men een bezit en tegelijkertijd een schuld. De overheid boekt een bezit aan geld waarmee ze aan de slag kan en streept de schuld later gewoon weg. Dit leidt dus niet tot een vergroting van de staatsschuld! Bij banken is dat anders: die boeken aan de ene kant een vordering op de overheid en aan de andere kant krijgt de overheid voor dat bedrag een bankrekening waarmee ze betalingen kan doen. Binnen de kortste keren is dat banksaldo natuurlijk uitgegeven (de politici hebben zoveel wensen) en wat in de boeken resteert is de schuld van de overheid aan de banken. Deze werd juist niet weggestreept of weggeboekt. Nu was dat ook niet de bedoeling van de banken want op deze schuld werd door de overheid op kosten van de belastingbetaler een rente vergoed tot in de eeuwen der eeuwen (van aflossingen kwam niet veel, dat wisten ze al langer). Dat was makkelijk geld verdienen en grote bonussen. Sinds de 80er jaren zijn de vorderingen van de banken op de overheid dan ook exponentiëel gegroeid. En daarmee ook de rente-inkomsten van de banken.
Basel-akkoorden zijn afspraken tussen banken onderling
Banken kunnen alleen bestaan omdat er giraal geld is. Als iedereen zijn geld contant opnam kon het spaargeld dat iemand op de bank zette maar één keer uitgeleend worden. Gaat de lener dan ook nog eens een keer failliet dan krijgt de spaarder niets terug. Het is duidelijk dat banken dus een buffer moeten hebben in de vorm van een eigen vermogen. Hoe groter het risico van de lening hoe groter de buffer. Daar zijn onderling bepaalde afspraken over gemaakt die we in de wandeling kennen als de Basel-akkoorden. De benodigde en aanwezige buffer bepaalt als het ware de maximale geldschepping die een bank kan doen. Nu deed het merkwaardige feit zich voor dat de banken onderling afgesproken hadden dat voor een overheidslening nagenoeg géén buffer aangehouden hoefde te worden. Overheden hadden namelijk een stom soort melkkoe achter de hand, de burgers, die altijd extra uitgemolken konden worden als er geld tekort was. Een staat kon in hun ogen dus niet failliet gaan. Dat opende onbeperkte kredietfaciliteiten. Lenen aan de staat was bon ton en makkelijk geld verdienen. Zeker toen de euro ingevoerd werd en het valutarisico wegviel werden miljarden geschapen en geleend aan iedereen die het bord “overheid” voor de kop had. Er zijn banken die wel dertig of veertig keer hun eigen vermogen uitgeleend hadden. Let wel: als je veertig keer je eigen vermogen uitleent en 2,5 % van je vorderingen is oninbaar dan ben je technisch eigenlijk al failliet. De eurocrisis is ontstaan toen bleek dat de leningen van de staten niet zo zeker meer waren. Het gerucht ontstond dat landen wél failliet kunnen gaan. Al die miljarden die nog jaren uitgemolken konden worden waren ineens geen zeker bezit meer. De gevolgen voor de banken zijn desastreus want de leningen van de banken aan overheden overtreffen hun eigen vermogen met duizenden procenten. Een “klein” faillissementje van Griekenland soupeert al zo’n beetje alle eigen vermogen van de Europese banken op. Wat een leuke en gemakkelijke manier leek om over de rug van de belastingbetalers tot in de eeuwen der eeuwen leuke en gemakkelijke inkomsten te halen veranderde in een nachtmerrie.
Oneigenlijk gebruik van geldschepping moet stoppen
Het behoeft geen betoog dat er sprake is van een oneigenlijk gebruik van de bevoegdheid van de banken om geld te mogen scheppen. In plaats van verantwoorde kredieten aan het bedrijfsleven te verstrekken en daarmee de maatschappelijke welvaart te vergroten werd geprobeerd om achter de rug van de burgers om ook een flinke greep te doen in de staatsruif en een leuk aandeel te krijgen in het uitmelken van het stemvee. Het is dus evident dat aan deze situatie snel een eind moet komen. Dat kan ook door terug te keren naar de situatie van vóór 1980 waarbij de geldschepping voor overheidsfinanciering, weliswaar op een verantwoorde wijze, dus via de Europese Centrale Bank, weer bij de overheid terecht komt. Maar dat niet alleen. Het moet de banken verboden worden geld te scheppen met de bedoeling dat aan de overheid uit te lenen. Ze mogen wel in overheidsobligaties handelen maar ze zelf niet bezitten tenzij er een koper ‑niet bank zijnde- voor is.
Hoe moet de geldschepping in de toekomst geregeld worden?
In de ECB akkoorden is afgesproken dat het overheidstekort van de Europese landen maximaal 3 procent van het Bruto Binnenlands Produkt (BBP) mag bedragen. Dat bedrag komt niet uit de lucht vallen maar is gebaseerd op de wetenschap dat extra bestedingen in de economie als smeermiddel helpen bij economische groei zonder dat het direct tot inflatie aanleiding geeft. Deze 3 procent wordt als het ware zonder gevolgen door de economie geabsorbeerd. Er is dus geen enkele noodzaak dat dit geld door de overheid geleend wordt en later terugbetaald, het kan direct geschapen en in de economie gebracht worden. Het leidt zelfs tot extra belastinginkomsten voor de overheid waardoor het tekort in de toekomst kan dalen (zie hiervoor de column: God schiep de wereld maar wie schiep het geld). Het ECB akkoord moet op dat punt aangepast worden: ieder land krijgt ieder jaar 3 procent van zijn BBP “monetair” gefinancierd via de ECB. Er ontstaan voor dat bedrag dan geen rentedragende schuldposities hetgeen een enorme impact heeft op de ontwikkeling van de staatsschuld. Belangrijk daarbij is dat het helemaal niet nodig is voor Europa een soort Politieke Unie te scheppen waarover in paniek verkerende politici het nu hebben want het zijn de koele BBP-cijfers die tellen en niet het politieke gekrakeel. Blijft er daarna een financieringstekort dan kunnen de betreffende landen proberen dat op de kapitaalmarkt te lenen waarbij het de banken verboden is deze staatsobligaties te kopen. Hier zal de marktwerking van toepassing zijn: onverantwoorde landen betalen een hogere rente. Dat kan trouwens ook in ECB verband geregeld worden, daar heb je geen kapitaalmarkt voor nodig. Een rekenvoorbeeld: 3 procent monetaire financiering (geld drukken) per jaar in vergelijking met het lenen van 3 procent tegen rente levert in ongeveer 25 jaar een reductie van de nationale schuldpositie op van 100% van het BBP. Ter vergelijking: de schuld van middenmoter Frankrijk is thans ongeveer 100% van het BBP. Zou Frankrijk in de afgelopen 25 jaar dus op een verantwoorde wijze 3 procent per jaar monetair gefinancierd hebben dan was het nu schuldenvrij.
Hoe ontrafelen we de inmiddels ontstane knoop?
De knoop ziet er als volgt uit: de banken bezitten een enorme hoeveelheid staatsobligaties waarvan de waarde onzeker is. Door rentestijgingen zijn de staatsobligaties vaak al enorm in waarde gedaald (bij een rentestijging daalt de nominale waarde). In wezen zijn de meeste banken allang failliet als ze dit verlies moesten nemen. Belangrijke factor bij de ontstane situatie is dat de banken deze situatie aan zichzelf te danken hebben omdat ze slim dachten te zijn en in hun enorme hebzucht de belastingbetaler extra wilden laten betalen voor de staatsschuld van een overheid die zelf ook geen maat wil houden. Dat het bankwezen verdwijnt is echter iets waar we nu ook weer niet op zitten te wachten. In de praktijk worden de banken op dit moment al enorm gesteund door de ECB doordat ze voor bijna niets geld kunnen lenen, anders vallen ze om. Die steunoperaties worden echter als een kip zonder kop verleend en er worden nauwelijks voorwaarden aan verbonden. De oplossing is even simpel als doeltreffend. De belangrijkste voorwaarde die gesteld moet worden aan de verleende hulp is dat de banken geen cent rente meer krijgen op de in hun eigen bezit zijnde staatsobligaties. De banken die het meest geprofiteerd hebben krijgen daar ook het meeste last van. Dat brengt meteen een einde aan het bestelen van de belastingbetalers in Europa. De hoofdsom wordt gegarandeerd door de ECB en de staatsschulden worden eeuwigdurend verklaard. Ze hoeven op de staatsleningen dus niet meer af te schrijven, deze zijn nu weer 100% gegarandeerd. Het probleem van de aflossing is dan ook meteen opgelost want de staatsschulden kunnen rustig in de boeken blijven staan tot het einde der tijden zoals ze het zo graag zagen, alleen verdienen ze er niets meer aan. Er hoeft geen enkele boekhoudkundige manœuvre uitgehaald te worden. Doordat de staatsschulden in het bezit van de banken eeuwigdurend worden, vervallen de verplichte aflossingen aan de banken; ze hoeven nu niet vervangen te worden. De schuldenlanden krijgen nu veel minder te maken met het circus van de herfinanciering (jammer voor de provisie die de banken daar ook nog voor vingen) zodat er een onmiddellijke rust op de kapitaalmarkten ontstaat. De landen hebben dan alleen nog maar te maken met de niet-banken-obligatiebezitters en dat is een minderheid. Een groot gedeelte van de in de laatste dertig jaar opgefokte staatsschulden bestaat dan alleen nog maar op papier en geeft de landen de rust om de noodzakelijke orde op zaken te stellen. Er zal dan echter wel een andere generatie politici en bankiers moeten opstaan, voor wie algemeen belang belangrijker is dan het kortzichtige eigen ego en persoonlijk gewin.
De 0 procent-referenties zitten in Japan en de VS
Heel belangrijk in dit verband is dus dat de banken niet meer af hoeven te boeken op de in hun bezit zijnde staatsobligaties want die houden formeel hun waarde. Op grond daarvan kunnen ze niet meer failliet gaan. Overigens lijkt deze formule heel veel op hetgeen in Japan en de VS al jaren het geval is. Doordat er daar een rentepolitiek gevoerd wordt van bijna 0 procent hebben de megaschulden geen impact meer op balansen en resultaten van overheid, banken en bedrijven. Er is op dat moment geen enkele dwang of noodzaak meer om de schulden af te lossen en die leiden dan alleen nog maar een sluimerend bestaan. Papier is zo verschrikkelijk geduldig.
Wordt vervolgd…
Drs Paul Nagels (1951) is monetair econoom en ondernemer. Hij was jarenlang politiek actief en werkzaam in scholing en educatie. Ingewikkelde problemen kunnen volgens hem vaak op een duidelijke en heldere wijze uiteengezet worden.