Wat dictator en “grote roerganger” Mao Tse Tung niet vermocht, wordt door Deng’s generaties koortsachtig bewerkstelligd. Weliswaar moest China vanwege een lagere export en een te veel opgelopen inflatie tussentijds even wat gas terugnemen. Echter, redenen voor twijfel over de langere termijn ontwikkeling zullen blijken niet meer dan een mythe te zijn. Daarvoor moet je de intenties en implicaties van de uitgestippelde 5‑jaren plannen onder de loep nemen. Voor de twijfelaars lijkt het vooralsnog onwezenlijk dat het “oude” China binnen een luttel aantal jaren de economische supermacht van het thans in schulden wentelende Westen zal hebben overgenomen.
In het licht van de wereldgeschiedenis bezien niets nieuws want het land zou dan de oude machtspositie sinds midden 19e eeuw weer innemen. Die macht had het land van Confucius en Lao Tse daarvoor al voor vele eeuwen. Alleen interne verdeeldheid, burgeroorlog, westerse dominantie, Japanse bezetting, communisme en daarmee een verkregen enorme economische achterstand hadden dit nog feodale land met het grootste inwoneraantal ter wereld tot aan de révolte op het Plein van de Hemelse Vrede in Beijing in 1989 gevangen gehouden. Dat is nog geen 25 jaar geleden!
Tekenen te over
Meerdere landen hebben intussen de macht van China aan den lijve ondervonden:
- zo werd Japan vorig jaar op een soort algehele boycot getrakteerd inzake een dispuut over een onbetekenend eilandengroepje in de Zuid-Chinese Zee’ en wordt de militaire activiteit rond deze eilanden in rap tempo opgevoerd, vanwege de aldaar veronderstelde olie- en gasrijkdom
- Noorwegen werd bestraft met veterinaire inspecties op Noorse zalm met een daling van 60% van de Noorse zalmimport, vanwege de toekenning van de Nobelprijs voor de Vrede aan een Chinees dissident
- de Filippijnen werd geconfronteerd met een exportblokkade op bananen die voor een groot deel naar China gaan, vanwege een dispuut over visrechten eveneens in de Zuid-Chinese Zee.
- de V.S. kreeg onder uit de zak na de importheffingen op Chinese zonnepanelen met stevige heffingen tussen 20% en 30% op Amerikaanse automobielen alsmede op video- en audio apparatuur en ook Europa kan bij importrestricties op stevige tegenmaatregelen rekenen.
Ondanks de economische teruggang heeft China vorig jaar de tweede economische positie ter wereld op Japan veroverd. Het land is ook uitgegroeid tot ’s werelds grootste fabrikant en is bovendien bezig haar defensieapparaat in de hoogste versnelling uit te bouwen alsmede haar dominantie in de ruimtevaart met een eigen ruimtestation. Hou in gedachten dat de Amerikanen een dergelijk station met de nodige tegenzin met voormalig vijand Rusland moeten delen. Dat impliceert dat het land ook over de modernste rakettechnieken beschikt.
Al met al leggen deze activiteiten een navenant beslag op ’s werelds grondstoffenvoorkomens (olie, koper kolen, ijzererts, aluminium, uranium maar ook ‘rare earth’ metalen en ‘last but not least’ op het edelste metaal, goud). Intussen heeft het land met een oplopende productie naar 400 ton per jaar Zuid-Afrika als grootste goudproducent gepasseerd.
Teneinde aan voldoende grondstoffen te kunnen blijven komen zijn en worden er al talrijke ‘deals’ gesloten met diverse landen in Centraal-Azië, Afrika, Latijns-Amerika maar ook met Australië en Canada. Het gaat zowel om de directe levering van fysieke grondstoffen als wel om participatie in of de overname van grondstoffenproducenten. Het land speelt dat slim door hierover niet meer naar buiten te brengen (als het om niet beursgenoteerde bedrijven gaat) dan strikt noodzakelijk is en bij voorkeur middels inkopen via buitenlandse handlangers. Vandaar dat in het Westen niet alle statistische eindjes aan elkaar zijn te knopen. Bovendien wordt getracht zoveel mogelijk van het prijsmechanisme in de markt gebruik te maken. Met de opbouw van reserves weet men zodoende voor enige tijd de prijs scherp te houden.
Met het nieuwe als zeer competent aangeduide bewind o.l.v. Xi Jinping en Li Keqiang staat het vizier weer op volle kracht vooruit, hoewel het groeipercentage in de loop der jaren verder zal dalen maar anderzijds in volume (overslag en opslag van goederen en productie) zal stijgen. Op basis van uitspraken in die richting is het producentenvertrouwen in Duitsland en Australië weer gestegen en zijn de koersen van de grondstoffenproducenten eveneens aangetrokken. Het zelfde beeld zag je op de Chinese beurzen die eveneens met enige procenten stegen. Over het gehele jaar steeg de Hang Seng met 23% tegen de S&P met 13% en de Dow met 7%.
Naarmate de werkgelegenheid stijgt en de lonen aantrekken, verzwakt de concurrentiepositie weliswaar maar daar tegenover komt een groeiende binnenlandse consumptie te staan. Die transitie is noodzakelijk. Gezien de afvlakkende groei in Europa en ook in de V.S. zal het beleid van het nieuwe bewind steeds meer gericht zijn op stimulering van de binnenlandse consumptie en afbouw van de nog steeds gigantische dollarreserve van ca. $3,3 biljoen. Het is slechts een kwestie van tijd dat China de #1 positie van de V.S. op alle fronten overneemt: BBP, onderwijs, patenten (innovatie), defensie, ruimtevaartindustrie en meest belangrijk de overname van de rol van de dollar als reservemunt.
Intussen zien we het economisch zwaartepunt steeds meer oostwaarts verschuiven. Onlangs verscheen het hier minder bekende Brookings Institute, onderzoeksinatituut op mondiaal financieel en economisch terrein, met een interactieve wereldkaart waarop de 300 grootste metropole regio’s zijn ingetekend, gemeten in 3 verschillende tijdsperiodes van 1993 – 2007, van 2007 – 2011 en van 2011 – 2013. Het jaar 2007 werd als keerpunt van de Westerse neergang genomen toen de eerste bankenproblemen zich begonnen af te tekenen. Deze kaart bekeek elk van de 300 regio’s op basis van het bruto product en de werkgelegenheid. De donkerblauwe kleur geeft de sterkste groei aan terwijl rood de zwakste ontwikkeling weergeeft. Op deze kaart valt duidelijk waar te nemen dat Noord-Amerika maar vooral Europa en Japan het meest in oranje en rood zijn gekleurd.
Toshi Finance dat wereldwijd direct toegang heeft tot de inkomens- en uitgavenpatronen zette haar bevindingen eveneens op kaart; zie hieronder:
Afgaande op deze cijfers blijkt dat we in Europa gemiddeld per kostwinner omgerekend in dollars $2.062 verdienen maar $2.396 per maand of ca. 16% van ons inkomen meer uitgeven.
In de V.S. doet men er nog een schepje bovenop door op een gemiddeld inkomen van $1.871 per maand $2.290 uit te geven of een verschil van maar liefst 22%. Japan is hierin niet meegenomen maar dit land zal ergens tussen Europa en de V.S. zweven.
Vooral op financieel en monetair terrein kunnen de Chinezen steeds meer hun tanden laten zien. Waar het Westen nog slechts met de drukpers in de hand het ene gat met het andere vult, zit China als geen ander land puissant rijk bij kas en geldt bijgevolg als een niet te onderschatten “partner”. Zonder het opkopen van de Amerikaanse staatsschuld was het met de V.S. al lang gedaan. Uiteraard, zonder de export naar de V.S. zou China nooit zo snel hebben kunnen groeien. Beide landen zijn tot dusver tot elkaar veroordeeld maar blijft dat zo? Middels deze “veroordeling” is China in staat haar munt (yuan of renminbi) relatief goedkoop te houden ten voordele van de export. Tegelijkertijd kun je het land wel toedichten daardoor mede een wereldspeler te zijn geworden met steeds meer invloed op de grondstoffen- en vooral ook op de financiële markten. Mede als gevolg daarvan slaat de valutaoorlog de klok.
Het kan bijgevolg niet uitblijven dat de rol van de Chinese munt op goed moment een weerspiegeling krijgt van de economische macht van het land en dan is het met de reserverol van de dollar gedaan. Dat gold destijds ook voor het V.K. nadat de V.S. de rol van dit land als koloniale mogendheid begon over te nemen. Voor de koopkracht van de dollar en de euro zal dat fnuikende gevolgen hebben. Echter, China’s export komt hiermee op de tocht te staan. Juist daarom is het land thans doende om zgn. swap afspraken in yuan te maken met landen als Rusland, Japan (afgedwongen), Iran (vanwege de V.S. boycot), Verenigde Arabische Emiraten en Saudi-Arabië (alle vanwege de olieleveranties) maar ook met landen als Australië, Venezuela en Brazilië. In dat kader is het tekenend dat de Londense City zich al bereid verklaard heeft om als ‘hub’ te dienen voor transacties in de Chinese munt. Dit zijn alle duidelijke indicaties van de afnemende rol van de (petro)dollar. Vergeet niet dat alle landen met dollar- en euroreserves alleen al de laatste 10 jaar een slordige 35% aan koopkracht (omgerekend in goud) hebben verloren. Dat is niet erg als het om een paar miljoen gaat maar anders wordt dit als het in de miljarden loopt, zo niet biljoenen (China, Saudi-Arabië*).
* zodra China aan Saudi-Arabië het zelfde defensieschild biedt als de V.S. zou de rol van de petrodollar in principe direct uitgespeeld zijn met als gevolg dat daarop alle in dollars genoteerde grondstoffen zullen volgen. Dat zou bijgevolg ook voor goud en zilver gelden. Hier wringt zich nog het “gouden muiltje” want daarvan heeft China nog lang niet genoeg, althans misschien wel in de bodem maar nog niet “op het schap”. Maar zoals onderstaande chart laat zien, wordt hieraan ook naarstig gewerkt. Het land produceert en importeert elk jaar beduidend meer voor zover daarop zicht is. Zwijgen hierover is in dit geval ook “goud”!
Een ander groeivoorbeeld wordt zichtbaar in de sterk gestegen koperimport met een stijging van meer dan 50% sinds vorig jaar juni. Dit cijfer is te meer opvallend daar tot voor kort werd aangenomen dat de kopervoorraden als gevolg van de haperende economie vooralsnog geen aanvulling behoefden. China is met ruim 40% verreweg de grootste koperafnemer in de wereld. Gezien de tal van toepassingen van dit metaal in de bouw, infrastructuur, automobielindustrie en high tech wordt koper wel beschouwd als “het kwik” in de economische barometer. De koperproducenten hebben zich echter nauwelijks laten leiden door het aanvankelijk verslechterende sentiment ten aanzien van de Chinese groei.
NB. de hoekige graph heeft vooral te maken met de Chinese timing van de inkoop.
Maar niet alleen is China de grootste goud- en koperimporteur, dat geldt ook voor ijzererts met maar liefst 60%, waarmee de staalproductie weer het grootste exportproduct is geworden.
Voorts consumeert het land inmiddels ook 11% van ’s werelds olieproductie. Naarmate het autopark groeit, groeit dit percentage mee. Met de productie van 250 miljoen voertuigen per jaar zal China ook deze rol van de V.S. spoedig overnemen.
Daarenboven is het land al sinds 2004 naarstig bezig gigantische oliereserves aan te leggen met een doelstelling van een miljard vaten, aanzienlijk meer dan de steeds wisselende voorraad in de V.S. van enige honderden miljoenen vaten.
Verder zorgen kolen nog voor bijna 80% van de elektriciteitsproductie en dat legt eveneens een beslag van 38% op ’s werelds kolenproductie. Ook hier zie je de import sinds april vorig jaar weer met maar liefst 500% stijgen. Intussen vindt er binnen de elektriciteitsproductie een transitie plaats naar meer gas‑, nucleaire, zon- en windenergie. Zojuist werd bekend dat er voor dit jaar 10 GW in zonne-energie gepland staat.
Maar hoe verhoudt zich dan een toekomstig trager becijferd groeipercentage met de almaar uitdijende groei? Wel, dat laat zich maar op één manier uitleggen. Vóór 1989 was er nauwelijks sprake van enige groei. Als we de economische omvang in die tijd op 100 stellen dan was de resultante met een groeicijfer van 10% dus 110 in het jaar daarop. Intussen is de economie met een ruime ‘mach 100’ gegroeid en dan is een 10% jaarlijks accumulerende groei natuurlijk ondenkbaar en MOET het groeicijfer wel dalen terwijl niettemin de volumes (inkoop, overslag, productie etc.) in totaliteit blijven groeien. In het midden latend of de laatste groeicijfers reëel waren/zijn, laat het onverlet dat de 5‑jarenplannen altijd op dit al dan niet imaginaire cijfer waren en zijn gefixeerd. Afwijkingen naar boven of beneden worden dan tussentijds bijgesteld.
Veel geleerd hebbend uit het verleden maar ook van de cycluseconomie in het Westen behoeft het Polit Bureau in Beijing met haar strakke leiding zich nog maar weinig gelegen te laten liggen om de langere termijn doelstellingen in een vrij strak tempo te blijven realiseren.
Het pad dat al door Deng na z’n bezoek op uitnodiging van president Ronald Reagan in de jaren ’80 werd uitgezet is onweerlegbaar onomkeerbaar. Degenen die deze ontwikkeling veronachtzamen, veronachtzamen hoe dan ook hun toekomstig eigen vermogen!
Robert Broncel
Voor US Markets