In deze reeks artikelen gaan we het hebben over hoe beurscrashes ontstaan en waartoe ze leiden. Dit eerste deel begint met wat nadere info over de verschijnselen hype, bubbel en crash, geïllustreerd met de tulpenbollenmanie die in de 17 e eeuw meteen voor vuurwerk zorgde.
Waanzin, hypes, crashes: deel 1
Beurscrash! Het woord alleen heeft nachtmerrieallures en de vrees voor een crash is eigenlijk permanent aanwezig in het onderbewustzijn van iedereen die zich bezighoudt met beleggen. Alleen in tijden van hype, wanneer een bubbel zich aan het vormen is, ebt de vrees voor een crash wat weg.
Hype, bubbel, crash: het is een helse machinerie die aan de basis ligt van deze fenomenen.
De brandstof van deze machinerie is ontastbaar en heeft alles te maken met de menselijke psychologie. De brandstof heeft ook een naam: massahysterie, iets wat we beschouwen als een vorm van waanzin.
Een bubbel begint zich te vormen op het moment dat de ‘beren’ ervoor hebben gezorgd dat de aandelenkoersen laag staan. De kleine beleggers hebben zich teruggetrokken uit de markt, betreuren hun verliezen en likken hun wonden, zichzelf ervan overtuigend, er nooit meer aan te beginnen. Er heerst extreem pessimisme. Maar dan komen snuggere professionele investeerders in actie. Ze zijn snugger omdat ze weten welke sector of sectoren wind in de zeilen hebben. En die wind kan van veel richtingen komen: industrie, bouwbedrijf of technologie. De profs beginnen de sterk ondergewaardeerde effecten te kopen, de koersen richten zich wat op, positieve geruchten doen de ronde. Fondsbeheerders nemen de aandelen van de sector(en) in kwestie in portefeuille. De koersen komen op een ‘normaal’ peil. De particuliere belegger begint zich te interesseren en hier en daar worden pakketten aandelen gekocht met spaargeld. De ene collega hoort van de andere dat hij ‘belegd’ heeft, dat ‘kenners’ hebben gezegd dat de koersen op zijn minst gaan verdubbelen over een tijdspanne van een paar maanden enzovoort. Spoedig wordt contact genomen met banken, die de geruchten enthousiast bevestigen en glimlachend de bestelling noteren, zeggend dat ze ‘hun best zullen doen’ om de gevraagde effecten te leveren. Diezelfde banken staan met genoegen leningen toe, die besteed zullen worden voor deze beleggingen. Later verneemt tante X of oom Y dat neef Z veel geluk heeft gehad dat zijn bank voor de aandelen heeft kunnen zorgen. Onmiddellijk grijpen de tante of de oom naar hun telefoon en maken een afspraak met hun bank… De hype-machinerie draait, de bubbel is zich aan het vormen.
En wat doen de professionele investeerders intussen? Die houden de knip op hun portemonnee en consulteren dagelijks de beurstabellen. Hun potentiële winst staat nu torenhoog en ze maken hun verkooporders al klaar, want de markt heeft nu stierenallures gekregen. Het ene triomfantelijke artikel na het andere verschijnt in de pers. De ene na de andere firma lanceert zich op de beurs en iedere introductie is een succes. Meer en meer mensen zien de regenboog met potten goud aan de uiteinden. Verwittigingen dat de firma’s in kwestie nog niets hebben bewezen, behalve dat ze goed zijn in het maken van schulden worden weggelachen. Aansporingen van mensen met ervaring om voorzichtig te zijn, worden gecounterd met uitdrukkingen als: ‘ditmaal is het anders’ en ‘the sky is the limit’.
Op dit ogenblik hebben de investeerders van het eerste uur gewacht. Zij bieden nu hun stukken, die ze kochten toen de beren nog dansten op de markt, nu aan en brengen ze met schitterende winsten aan de man.
Spotprent van W. W. Fowler, 1870
Op dit ogenblik heeft de hype zijn werk gedaan. Er is een reusachtige zeepbel ontstaan, gevuld met veel te dure effecten en loze beloften. De duizenden kleine beleggers wachten op een verdere stijging van de koersen, want ze willen natuurlijk hun investering zien renderen. Maar er zijn geen kopers meer, iedereen heeft zijn best gedaan en wacht af. De vraag zakt in. De profs geraken hun overstock niet meer kwijt en de beurshuizen publiceren lagere quoteringen (de wet van vraag en aanbod, nietwaar?). Om te voldoen aan de wettelijke verplichtingen, moeten de firma’s waarin zo gretig werd belegd, hun resultaten bekendmaken. Er is goed nieuws, maar er is ook veel meer slecht nieuws. Twijfels steken de kop op en meer en meer particulieren volgen het voorbeeld van de profs en verkopen hun stukken. In het begin is dat met een naar hun mening veel te kleine winst, maar ‘beter iets dan niets’. Omdat het aanbod snel toeneemt, duurt het niet lang voordat velen verkopen onder hun aankoopprijs. Twijfel maakt plaats voor regelrechte angst, dat het zo moeizaam bijeengespaard geld in rook kan opgaan. Met zweet op het voorhoofd vragen velen zich af, waar ze het geld zullen vinden voor hun maandelijkse afbetaling van lening, aangegaan om te beleggen.
Als het zover is gekomen, jagen de beren de stieren definitief weg. Een golf van paniek overspoelt de markten, stukken worden tegen gelijk welke prijs van de hand gedaan. Belangrijke indexen dalen 10 tot 15% in enkele, zelfs uren tijd. De bubbel barst, de zeepbel spat uiteen, de beurs crasht!
Hierna komt een periode van economisch zwakte, recessie of depressie naargelang de duurtijd van deze periode van wonden likken. En dan kan de hele cyclus terug van voor af aan starten!
Tulpenbollengekte (1634−1637)
De naam ‘beurs’ verwijst naar de Brugse makelaarsfamilie Van der Beurse uit de 17de eeuw en het was in de 15de-eeuwse Antwerpse beurs dat aan- en verkoopcontracten werden afgesloten. Maar aandelenhandel ontstond in de Gouden Eeuw in het toenmalige Holland, meer bepaald in Amsterdam. En vooraleer diezelfde Gouden Eeuw nog niet half was, was het al raak met de zg. tulpenbollengekte. U kunt alles hierover lezen in onze column Waanzinnige tulpenhype in de 17de eeuw .
Onderstaande chart is tekenend voor de situatie en illustreert hetgeen we hierboven zegden over de evolutie van hype naar zeepbel en dan naar crash.
De chart toont ook dat een bubbel zich heel snel vormt maar nog veel sneller ineenzakt.
Zo halfweg het jaar 1636 had de waanzin gigantische proporties aangenomen. Voor sommige tulpenbollen werd het equivalent van 40.000 euro neergeteld!
Uit die periode dateert ook het waar gebeurde verhaal van een zeeman, die een handelaar goed nieuws was komen brengen over een net aangekomen scheepslading. Als beloning kreeg de zeeman een haring. Hij bedankte de gulle handelaar en in het buitengaan zag hij op een plank, tussen pakken kostelijke fluwelen en zijden stoffen een knol liggen, naar zijn mening een ui. Hij pakte de knol vlug op en liet hem in zak verdwijnen, denkende ‘wat doet die ui nu tussen al dat fraais?’ De handelaar ontdekte te laat het verdwijnen van het duurste stuk van zijn zaak, een zg. Semper Augustus tulpenbol, die hij van de hand had kunnen doen voor 3.000 duizend florijnen, wat overeenstemde met de waarde van bijna 13 ton (!) kaas. Toen de handelaar roepend en tierend aan de kaai opdaagde, zag hij nog net hoe de zeeman het laatste stuk ‘ui’ in zijn mond stak… Hij heeft zijn vergissing wel moeten bekopen met maanden gevangenisstraf.
Zoals u kunt lezen in geciteerde column barstte in februari 1637 de tulpenbollenzeepbel. Vele duizenden zaten met een financiële kater, de manie was voorbij.
Jan Van Besauw
Columnist voor US Markets
Ondergetekende is gepensioneerd marketing manager beeldvormingssystemen.
Hij heeft in geen enkel van de eventueel geciteerde aandelen of gelijk welk andere vorm van beleggingsinstrumenten een eigen positie.
4 november 2005.