...

Beursgeschiedenis: Hypes, crashes, waanzin: deel 4

19 november 2005, 19:10 | US Markets Redactie | leestijd: 11 minuten | moeilijkheid: 8 / 12 | (0)

altNa in de delen 1, 2 en 3 van deze artike­len­reeks te hebben gespro­ken over zeep­bellen
in de 17de, 18de en 19de eeuwen zijn we aan­be­land in de 20ste eeuw …Deze bracht ons spec­tac­u­laire hypes en crash­es en ook peri­odes van recessie, zoals die van 1929 tot 1933. U zult het merken: de 20ste was het
eeuwt­je wel, ook op het vlak van beur­se­v­en­e­menten … Weer een mooie episode over de geschiede­nis van de finan­ciële markten …



Flori­da 1920 – 1925: de eerste immobiliën-zeepbel

De jaren 1920 waren in de VS een peri­ode van wel­vaart en ongek­ende groei. Meer en meer Amerika­nen kon­den zich een auto per­mit­teren en de werkgev­ers waren gul met betaalde vakantieda­gen en ste­vige pensioenregelingen. 

De indus­trie flo­reerde en dat bracht met zich mee, dat aan­de­len een gegeerd beleg­gin­gin­stru­ment waren. Velen ver­di­en­den hier­mee veel geld op korte tijd en men zocht naar manieren om dit geld te verzil­v­eren. Flori­da, de Sun­shine State’ lag als het ware te wacht­en op al wie er met vakantie wilde gaan of e een tweede verbli­jf wilde met het oog op de pensioenleefttijd.

Het onroerend goed steeg pijl­snel in waarde. Om u een idee te geven: vanaf 1920 vervier­voudigde de grond­pri­js in Flori­da bij­na jaar op jaar. Iemand die in 1920 een stuk grond had gekocht voor 1.700 $ kon het in 1924 van de hand doen voor meer dan 300.000 $!

Niet te ver­won­deren dat er een storm­loop op gang kwam van would-be investeerders en velen deden dat met geleend geld. En het ging niet alleen om gron­den en huizen. Bij voor­beeld golf­clubs en zwem­baden wer­den in hoog tem­po aangelegd.

Mooie lied­jes duren niet lang. In 1925 waren de pri­jzen zo enorm geste­gen, dat de kop­ers weg­bleven. Diege­nen die had­den geïn­vesteerd, zagen de bui hangen en ze begonnen te verkopen, met ineen­za­kkende pri­jzen tot gevolg. Maar zelfs aan lagere pri­jzen ger­aak­ten velen hun vast­goed niet meer kwi­jt. Ze moesten wel hun lenin­gen afbe­tal­en, met bankroet tot gevolg. 

Als klap op de vuurpi­jl raas­de in 1926 een krachtige orkaan over Flori­da. Meer dan 13.000 huizen wer­den ver­woest en 415 mensen ver­loren het lev­en. Gloed­nieuwe infra­struc­tu­ur werd her­leid tot moeras na de pas­sage van een vloedgolf.

Om het destruc­tieve werk hele­maal af te ron­den, kwam na de orkaan een plaag van fruitvliegen, die de land­bouw van cit­rusvrucht­en in Flori­da bij­na tot een nulpunt bracht.

Flori­da was net her­steld van al die tegensla­gen, toen in 1929 de crash der crash­es’ plaatsvond.¦

Zwarte don­derdag: de crash van 1929

In onze col­umn Dé beurscrash, de val klapt dicht — 24 okto­ber1929 hebben we deze tragis­che gebeurte­nis uitvo­erig bespro­ken. U kunt daar lezen hoe het gekomen is tot een waanzin­nige sit­u­atie, waar­bij bij­na iedereen een blind geloof had in aan­de­len en ervan over­tu­igd was, dat de koersen voor alti­jd zouden sti­j­gen. Zelfs afkoel­ings­maa­trege­len zoals de Fed die de rente ver­hoogde, hielpen eerst niet.

Maar zodra in de loop van 1929 bleek dat de aan­de­lenko­ersen toch wat gas terug­na­men, rolde een paniek­golf door de States met Black Thurs­day, 24 okto­ber 1929, tot gevolg. De zeep­bel knalde onge­ho­ord sterk uit elka­ar, wie gis­teren rijk was, zag zich van­daag ver­plicht in de rij te gaan staan voor een schep soep en een stuk brood. Dat was de ont­nuch­ter­ing. Dan kwam de economis­che depressie die duurde tot 1933. Maar de zwaarge­havende Dow Jones bereik­te zijn peil van voor de crash maar eerst terug in 1954…

De crash van 1973 – 5

alt
Dow Jones Indus­tri­al Aver­age (DJIA), 1970 – 1983

Op het einde van de 1960’er jaren begon een peri­ode van wereld­wi­jd opti­misme. Er zouden andere tij­den komen, Flower Pow­er, de Bea­t­les, Wood­stock zijn nog alti­jd tot de ver­beeld­ing sprek­ende expo­nen­ten van de veran­derde glob­ale men­tal­iteit. Ook op economisch gebied kwam de zon te voorschi­jn en de beurs kwam meer en meer in de belang­stelling te staan. Helaas was er een enorme inflatie en kwam er in het begin van de 70’er jaren onrust in de Ara­bis­che wereld, die uit­mondde in het dicht­draaien van de oliekraan in het jaar 1973

Opeens was het uit met het opti­misme. De pri­jzen bleven sti­j­gen, de inflatie ook en de over­heid moest maa­trege­len nemen om het energie­ver­bruik te beperken. Er kwa­men snel­hei­ds­beperkin­gen en autoloze zonda­gen. Op de beurzen heer­ste onzek­er­heid, de DJIA ver­loor in het jaar 1973 ca 250 pun­ten, krabbelde wat opwaarts begin 1974 maar stond eind 1975 bij­na 475 pun­ten lager dan de top begin 1973. Een regel­rechte crash­si­t­u­atie. Nochtans was er geen sprak­en geweest van een echte zeep­belvorm­ing en duurde de crash 2 jaar, een heel andere sit­u­atie dan in 1929.

D DJIA had het ganse jaar 1975 nodig om zich te her­stellen en bewoog zich dan zijwaarts tot het jaar 1983. In dat jaar was alweer een nieuwe bubbel in de maak.

Zwarte maandag: de crash van 1987

In het artikel Bewi­jzen beurs­ma­n­ip­u­latie: deel 1 hebben we het gehad over de crash van 1987 en hoe die heeft geleid tot het opricht­en van het Plunge Pro­tec­tion Team (PPT), het vier­tal dat Guy Boscart en onder­getek­ende de Pop­pen­spel­er’ noe­men. Het PPT heeft sinds­di­en het ima­go van Wall Street angst­val­lig verbloemd telkens het nodig was.

alt
Dow Jones Indus­tri­al Aver­age (DJIA), 1983 – 1989

Zoals we hoger al zeg­den, begon in 1983 een nieuwe peri­ode van opti­misme en het beruchte the sky is the lim­it’ gevoel. De chart toont het vor­men van een gigan­tis­che zeep­bel, die uiteenspat­te op maandag 19 okto­ber 1987.

Deze gebeurte­nis is volledig anders dan de ver­traagde film-crash’ van 1973 – 5. En nu weten we, dat dankz­ij het PPT het dieptepunt van de DJIA relatief beperkt is gebleven.

De crash van 1987 had zijn wor­tels in 1986, toen een peri­ode begon van onge­brei­delde over­names, waar­van vele op vijandi­ge basis. Dit lei­d­de tot de valse over­tuig­ing, dat de (meest suc­cesvolle) bedri­jven eeuwig zouden bli­jven groeien, een­voudig­weg door andere over te nemen en op te slokken. Waar zouden die bedri­jven het kap­i­taal hier­voor halen? Heel sim­pel: door hoogrentende oblig­aties te verkopen aan het pub­liek. Hoogrentende oblig­atie is een eufemisme voor junk bond’, want hoogrentend betekent risi­co­vol onder het mot­to voor wat hoort wat’.

Daar­bij kwam er een voor­lop­er van de tech­nolo­giebubbel van het einde van de jaren 1990. Vanaf 1984 wer­den micro­com­put­ers, onze lat­ere pc’s, enorm pop­u­lair. Het ene na het andere com­put­erbedri­jf­je deed zijn intrede op de beurs en werd ent­hou­si­ast onthaald met koersen die kort na de IPO (ini­tial pub­lic offer­ing offer­ing, eerste beursno­ter­ing) de hoogte in knalden. 

De ont­nuch­ter­ing kwam toen bleek dat heel veel van deze IPO’s gebakken lucht waren en dat de omzetci­jfers van de steeds maar grot­er wor­dende fir­ma’s niet geheel en eerder nog geheel niet aan de verwachtin­gen vold­e­den. Onzek­er­heid lei­d­de snel tot paniek en op maandag 19 okto­ber kon Wall Street de verkooporders niet maar ver­w­erken en moest boven­di­en vatsstellen, dat er geen kop­ers meer waren voor al die aan­de­len en junk bonds. De rest is geschiedenis.

De Nikkei bubbel

Na de Tweede Werel­door­log was Japan een ver­woest land, zow­el op per­soon­lijk, pshy­chol­o­gisch als materieel vlak. Ontel­bare jonge man­nen kwa­men nooit meer terug van de slagvelden, hon­derd­duizen­den burg­ers waren gestor­ven in bom­barde­menten, waar­van twee met kern­wapens. De economie lag aan flarden. 

Met de ste­un van de VS, de vroegere vijand en gedreven door de over­tuig­ing dat het tij moest keren, is Japan begonnen met wederop­bouw en nieuw lev­en blazen in de economie.

En het leek mooi te lukken. Japanse pro­ducten over­spoelden de mark­ten, eerst als min­der­waardi­ge imi­taties, maar al heel snel als deugdelijke en min­der dure artike­len, vergeleken met het west­erse aan­bod. Op vele vlakken werd Japan toon­aangevend, denken we maar aan auto’s en elektronica.

De Nikkei 225 Index begon in 1950 aan een klim, die niet meer stopte tot 1989. De trend keerde zich en op min­der dan 3 maand­cen halveerde de index. Wat was er aan de hand? Niets anders dan een authen­tieke hype, lei­dend tot een bubbel en dan: pats!

De aan­lei­d­ing tot de hype is te zoeken in het suc­ces dat Japanse pro­ducten kenden in het buiten­land. De pri­jzen kon­den laag bli­jven omdat de werkne­mers niet veeleisend waren op loonge­bied. Zij genoten voor lev­enslange werkzek­er­heid en hecht­ten zich daar­door heel sterk aan hun bedri­jf. De verkoop bleef sti­j­gen en daarmee de macht van de grote indus­triële con­glom­er­at­en, denk hier­bij aan Mit­sui, Mit­subishi, Yama­ha en nog vele andere. Het gevoel van macht nam nog toe, toen bleek dat Japan niet getrof­fen werd door beurscrash­es in 1973 – 5 en 1987. Inte­gen­deel, de kleinere en zuinige Japanse auto’s waren het alter­natief bij uit­stek in tij­den van oli­eschaarste. De Nikkei Index bleef sti­j­gen, het vertrouwen in aan­de­len leek ein­de­loos. Aan de beur­shausse voegde zich een hausse toe in de immo­bil­iën­sec­tor. Het vele geld dat naar Japan bleef stromen, inspireerde de grote bedri­jven om in Tokyo en andere ste­den flat­ge­bouwen en kan­toor­com­plex­en op te trekken. De vraag voor deze ruimet overtrof in ruime mate het aan­bod, dus de pri­jzen gin­gen onver­bid­delijk noordwaarts. 

Ook het buiten­land ont­ging de opgang van de Japanse economie niet. Aan­de­len van Sony, Shi­sei­do, Toy­ota om er maar 3 te noe­men von­den hun weg naar beleg­gers over de ganse wereld. En in Tokyo ging het samensmelten en overne­men onver­min­derd voort en pompten zow­el insti­tu­tionele als par­ti­c­uliere beleg­gers hun cen­ten in de beurs. 

De Japanse regering had allang door, dat het ooit moest mis­lopen. Daarom werd de overver­hitte economie afgekoeld door de rente te ver­hogen. Toen kwam de aap uit de mouw. Het nu duur­dere geld werd niet meer zo vlot ontleend, fir­ma’s die meer beloftes dan con­crete pro­ducten had­den aan te bieden kwa­men in moeil­ijkhe­den. Bedrog kwam aan het licht en fraude­schan­dalen ver­duis­ter­den de economis­che horizon.

alt

Op het einde van 1989 sloeg de vrees toe. Beleg­gers eis­ten hun geld terug, eige­naars boden hun won­ing te koop aan om hun spaargeld veilig te stellen. Banken gin­gen overkop, bedri­jven vol­gden.
De grond- en won­ing­pri­jzen kelder­den en ze doen dat nog steeds tot op de dag van van­daag, 15 jaar na de top­ko­ers van de Nikkei. Sinds d herf­st van vorig jaar is de Nikkei bezig zich te her­stellen, maar het gaat traag en met veel vallen en opstaan.

—oOo—

Hier­mee komen we aan het einde van ons overzicht hypes, bub­bles en crash­es van de 17de tot en met de
20ste eeuw. Over de 21ste eeuw hebben we op dit gebied nog niets te melden, maar wat niet is…


Jan Van Besauw
Colum­nist voor US Markets


Onder­getek­ende is gepen­sioneerd mar­ket­ing man­ag­er beeld­vorm­ingssys­te­men.
Hij heeft in geen enkel van de eventueel geciteerde aan­de­len of gelijk welk andere vorm van beleg­gingsin­stru­menten een eigen positie.


19 novem­ber 2005.


Reageren

Anonieme comments achterlaten is niet toegestaan. Hiervoor moet u ingelogd zijn. Login »
Turbo’s zijn complexe instrumenten en brengen vanwege het hefboomeffect een hoog risico mee van snel oplopende verliezen. 7 op de 10 retailbeleggers verliest geld met de handel in turbo’s. Het is belangrijk dat u goed begrijpt hoe turbo’s werken en dat u nagaat of u zich het hoge risico op verlies kunt permitteren.