… maar niet durfde te vragen. Deze grondstof bevat miljarden vaten ruwe olie, maar de exploitatie verloopt niet zo vlot als men het wil doen uitschijnen en de nadelen ervan voor het milieu zijn amper in te schatten.
De geschiedenis van oliezand begint, voortgaande op de archieven, ergens in de 18de eeuw, maar het kan ook vroeger zijn. Toen leefden in de huidige Canadese provincie Alberta diverse indianenstammen, met als bekendste de Cree en zeker de legendarische Sioux. Deze indianen hadden ontdekt, dat het zand op de oevers van sommige rivieren een kleverige ‘gom’ bevatte, ideaal om hun kano’s waterdicht te maken. Ze scheidden de gom van het zand door te kneden in water, waarbij de gom in de vorm van een zwarte, stinkende en kleverige brij kwam bovendrijven. Hoe hun handen er nadien uitzagen, daar zullen we het maar niet over hebben, maar hun kano’s zonken niet meer en dat was ook al iets.
In de 19de eeuw kwam de industriële ontwikkeling van Canada op gang en brak de tijd aan van ontdekkingsreizigers/avonturiers, die de Indianen bezig zagen met hun gom, die niet alleen deed denken aan het bitumineuze residu bij het raffineren van aardolie, maar dat daadwerkelijk ook was.
Maar het duurde bijna een eeuw en een hele reeks patenten en bijna evenveel mislukkingen voor men een rendabele manier ontdekte om uit wat men noemde ‘oil sands’ of ‘tar sands’ een bruikbaar product te isoleren. De eer om als eerste met deze exploitatie te beginnen kwam toe aan de Great Canadian Oil Sands Company, de naam verraadt de ambitie, die in 1964 van start ging. Deze onderneming bestaat nu nog, maar heet Suncor Energy Inc. (NYSE: SU). De oil sands zijn uit de naam verdwenen, misschien omwille van de kwalijke reputatie die deze grondstof intussen is aangemeten. Verder komen we hierop terug.
Oliezand (teerzand) is een natuurlijk mengsel van zand, klei en bitumen. Bitumen is zeer viskeus en bevindt zich in wisselende proporties in alle soorten aardolie waar ook ter wereld. Maar zuivere bitumen zoals die voorkomt in oliezand is volstrekt ongeschikt voor omzetting in aardoliederivaten. Want bitumen vloeit niet, kan dus niet via pijplijnen getransporteerd worden en zeker niet ingespoten in een installatie om olie te kraken tot o.a. benzine, diesel enzovoort. Het bitumen uit oliezand moet dus vloeibaar gemaakt worden door toevoegen van laagviskeuze petroleumderivaten. Ofwel: conventionele aardolie is nodig bij de verwerking van niet conventionele aardolie.
In het artikel Oliewinning met de strandschep, deel 1 beschrijven we hoe bitumen gewonnen wordt uit oliezand. Het is een energie- en waterverslindend proces, waarbij twee ton oliezand ongeveer 1 vat (159 liter) bitumen oplevert.
Uit bovenstaande grafiek valt af te leiden, dat van de 1.349 miljard vaten ruwe olie die de wereldvoorraad uitmaken er 30% ofwel 405 miljard bestaan in de vorm van oliezand, ofwel evenveel als conventionele olie. Dit althans volgens de gegevens van World Factbook.
Andere bronnen, meer bepaald Wikipedia, hanteren gans andere cijfers. Zo zou de wereldvoorraad conventionele olie (over zware of extra zware wordt niet gesproken, maar waarschijnlijk omvat het getal alle soorten) 1.750 miljard vaten bedragen, tegenover 3.600 miljard vaten in de vorm van oliezand in Canada en Venezuela. De verhouding Canada-Venezuela is in dit verband 6:1 (ca 3.090 miljard vaten in Canada en ca 510 miljard in Venezuela). Voor de Canadese provincie Alberta wordt voor de voorraad ruwe olie in de vorm van oliezand een cijfer van 1.700 miljard vaten geciteerd.
Omdat hoe dan ook de voornaamste voorraad zich in Canada bevindt, bekijken we gegevens die uit dit land komen. Zo vermeldt het Canadian Research Institute (CERI) in een publicatie van februari 2009 dat in de provincie Alberta de voorraad 1.700 miljard vaten bedraagt, wat perfect klopt met hetgeen te vinden is bij Wikipedia. Als het CERI echt relevant, onafhankelijk en objectief is, dan komen de cijfers van World Factbook in het gedrang.
Verder blijkt uit de data van het CERI, en dat klinkt o.i. al heel redelijk, dat van die 1.700 miljard vaten er 11% ofwel 173 miljard daadwerkelijk te ontginnen zijn. Deze voorraad zou volstaan voor Noord-Amerika ‘well into the 22nd century’.
De grafiek hierboven is afkomstig van het CERI en toont de verwachte evolutie van de productie van bitumen (ze gebruiken de term ‘ruwe olie’ niet) de komende 10 jaar. De bovenste (grijze) lijn verwijst naar een onbeperkte productie, d.w.z. onbelemmerd door economische of ecologische omstandigheden. In dit geval verdrievoudigt de productie van 2009 tot eind 2029 van 2 naar bijna 6 miljoen vaten per dag. Dit is ongeveer 7% van het wereldverbruik van ca 85 miljoen vaten per dag (jaar 2009). Volgens het CERI zal de werkelijke productie lager zijn en evolueren van ca 1,8 (2009) naar 4 à 5 miljoen vaten per dag. Wat er ook van zij, deze data tonen aan dat van het oliezand geen wonderen te verwachten zijn op het vlak van productiecapaciteit tegenover de wereldvraag.
Maar het CERI haast zich om te vermelden, dat ‘nagenoeg gans Canada het stimulerende effect van de exploitatie van oliezand ondervindt’. Oliezand en bij uitbreiding de ontwikkelingen in de provincie Alberta worden aangehaald als de drijvende kracht achter de Canadese economie.
Over de nadelen van deze ontginning rept het CERI met geen woord. Nochtans en spijtig genoeg is er een reeks problemen:
- gigantische graaf- en transportmachines verbruiken hallucinante hoeveelheden diesel en verwijderen bebossing, graven miljoenen kubieke meter aarde en rotsen af en laten een verwoest landschap achter, waarvan het herstel meer dan twijfelachtig is
- om bitumen van zand te scheiden zijn miljarden liter water nodig, die tot stoom verhit moeten worden om het bitumen voldoende vloeibaar te maken om af te scheiden van het zand/klei mengsel. Dit scheiden gebeurt in kuipen waarin een flinke woning plaats kan vinden. Een nadelige impact op de omgeving is onvermijdelijk
- de stoomproductie gebeurt in installaties zo groot als een stad, die enorme hoeveelheden broeikasgassen produceren naast andere vervuiling
- rotsblokken, zand en klei, waaraan nog behoorlijk wat bitumen kleeft, worden in al dan niet natuurlijke meren gedumpt waar ze wellicht voor altijd het water ongeschikt zullen maken voor plantaardig of dierlijk leven
Een ander pijnpunt is het verwerken van het bitumen zelf:
- het afscheiden van bitumen uit oliezand is een energieverslindend gebeuren, zoals hoger aangehaald. De energiebron bij uitstek daarvoor is aardgas, veel aardgas: ongeveer 30 kubieke meter per vat bitumen. Maar de aardgasproductie in Canada piekte al in 2004. In 2005 werd er 15% minder geproduceerd en in de jaren erna telkens 3% minder.
- zoals eerder gezegd, is het halfvaste bitumen niet transporteerbaar via pipelines en evenmin geschikt om als dusdanig ingevoerd te worden in kraakinstallaties. Er komen verdunners in de vorm van lichtere oliefracties aan te pas om het bitumen op te lossen en via pijplijnen te brengen naar de raffinaderij. Deze verdunners moeten ook aangevoerd worden en dat kost ook weer extra energie enzovoort
- uit het bovenstaande blijkt dat energie een belangrijke, zoniet de voornaamste bottleneck is in het ganse productieproces. Wanneer aardgas niet meer volstaat en steenkoolcentrales logistiek en economisch ongeschikt blijken, blijft kernenergie over als alternatief. Daarom ook heeft de Canadese overheid besloten om in Alberta vier kernreactoren te bouwen. Maar deze zouden op zijn vroegst in 2017 operationeel zijn. Waar intussen de energie vandaan moet komen blijft een open vraag
Al deze problemen plaatsen meer dan levensgrote vraagtekens bij de verwachte productiecapaciteit, zoals gepubliceerd door het CERI (zie hoger). Het ziet ernaar uit, dat de groene lijn in deze grafiek (Economic slowdown projection) uiteindelijk nog te optimistisch is.
Oliezand, zand uit olie: het lijkt wel hét concept van oliewinning dat het Westen kan losmaken van de Arabische hand aan de oliekraan. Zeker ook daarom heeft de Canadese (en ook de Venezolaanse) overheid besloten om te investeren in deze ontginning. Oliezand heeft geleid tot waarschijnlijk het grootste industriële project in de menselijke geschiedenis. Maar tegelijkertijd is het ook het meest destructieve project gebleken. Afgezien van de onomkeerbare schade aan het milieu komt bij het winnen van olie uit zand driemaal zoveel CO2 vrij als bij de conventionele olieproductie en zal daardoor de belangrijkste Noord-Amerikaanse oorzaak worden van de klimaatwijziging.
Oliezand, beter gezegd de exploitatie ervan, is nu al de tweede grootste bron van planetaire ontbossing, enkel voorafgegaan door de houtkap in het Amazone regenwoud.
En dan is er nog het waterverbruik, waar we het zo-even ook over hadden. Voor de productie in 2011 van 3 miljoen vaten per dag, officieel goedgekeurd door de Canadese overheid, zijn er dagelijks 9 miljoen vaten water nodig.
Er is ook nog het menselijke luik. Buiten de gezondheidsrisico’s door blootstelling aan grote hoeveelheden hete bitumen zijn er nog de sociale problemen wegens irrationele stijgingen van de woningprijzen en de levensduurte door de ongelimiteerde toestroom van werkers met een (veel) beter loon dan de lokale bevolking.
En last but not least is er de natuur zelf. Door de massale ontbossing verliezen tienduizenden dieren hun habitat. Bovendien moeten ze onzuiver water drinken en vervuild voedsel eten. Dit heeft al geleid tot het afnemen en zelfs verdwijnen van diersoorten in de buurt van pijplijnen en verwerkingsinstallaties van oliezand.
Als alle aspecten van oliezand grondig bekeken worden, is het blijkbaar zo dat de nadelen opwegen tegen de voordelen, zodat de conclusie zou kunnen zijn dat oliezand een brug te ver betekent.
De enige hoop is, dat er methodes worden gevonden om het gehavende terrein en het vervuilde water na het ontginnen van oliezand toch nog gered zou kunnen worden. Maar dan moeten deze methodes snel, heel snel gevonden en toegepast worden. Anders is het hopeloos te laat en komt het doemscenario van een vervuilde, oververhitte en door orkanen geteisterde planeet akelig dichterbij.
Jan Van Besauw
Publicist voor US Markets
________________________________________
Ondergetekende is een gepensioneerde marketing manager. Hij schrijft voor US Markets o.m. columns, nieuwsberichten en artikels over uiteenlopende onderwerpen.