Dat het financieel/economische machtscentrum zich meer en meer naar Azië, lees: China verplaatst, is al lang geen nieuws meer. Wat de gemoederen des te meer bezig houdt, is de wijze waarop deze transitie zich verder voltrekt gezien de gevolgen voor “onze” wereld.
Zo dreigt de dollar haar cruciale status als reservevaluta sinds Bretton Woods ‘by bits and pieces’ te verliezen. Dat heeft enerzijds te maken met de ongebreidelde gelduitgifte sinds 2009, de enorm opgelopen en niet meer te redresseren schulden van de V.S., met anderzijds de opkomst van landen als China, India en Brazilië. Daartegen past de huidige stemverhouding binnen instituten als de Wereldbank en IMF niet langer. Het monetaire beleid sinds 2009 resulterend in de totaal uitgewoonde koopkracht van de dollar, noch China’s status van tweede economie ter wereld laten zich moeilijk rijmen met de invloed die de V.S. middels het IMF en de Wereldbank vooralsnog weet uit te oefenen.
Opvallend in dat kader was de uitspraak van de door de V.S. benoemde president van de Wereldbank Jim Yong Kim om “innovatieve” ingangen te initiëren en de nieuwe door China geïnitieerde Infrastructuur Bank (AIIB) te verwelkomen als een ‘major new player’ in een snel veranderende wereld. Hij duidde hiermee op de verouderde Bretton Woods instituten als het IMF en Wereldbank, hetgeen hem door “z’n baas” niet in dank zal zijn afgenomen.
Larry Summers, de gedoodverfde opvolger van Ben Bernanke en minister van Financiën onder Bill Clinton, ging nog iets verder door in een artikel in de Financial Times te stellen dat ‘the US just lost its superpower role as the underwriter of the global economic system; with China’s economic size rivalling America’s and emerging markets accounting for at least half the world’s output, the global economic architecture needs substantial adjustment’ (de V.S. heeft haar rol als wereldmacht en als drager van het mondiale economische systeem verloren; met China’s economische omvang bijna even groot als de V.S. met de opkomende markten samen is de mondiale economische architectuur hard toe aan een substantiële aanpassing).
Deze reactie kwam op verklaringen van het Witte Huis dat men vooralsnog de hakken in het zand wenste te houden. Dit vormde immers de aanleiding tot de opzet van de AIIB.
Maar het is ook de hete adem van de gecreëerde schuldenlasten in niet alleen de dollar maar ook de euro en yen die niet langer beheersbaar zijn en blijkens uitspraken van het IMF in toenemende mate voor een instabiele monetaire ontwikkeling zorg dragen. Daarbij vergeleken waren de monetaire problemen van de Weimar Republiek in de jaren ’20 slechts ‘peanuts’. Ging het destijds nog om een “lokale” aangelegenheid, thans is er sprake van een wereldwijd omvattend probleem. Elk systeem van welke omvang ook dat drijft op schuld bevindt zich in het vooruitzicht van een ‘break down’, getuige de talrijke voorbeelden uit het verleden met als uitschieters de val van grote empires als het Perzische, Romeinse en Byzantijnse.
Het kan geen toeval zijn dat het IMF in haar Global Financial Stability Report ons vorige week meende te moeten voorbereiden op een mondiale liquiditeitsshock. Ook werd gerefereerd aan voorbereidingen die ten doel hebben “de Grexit in goede banen te leiden”. Vermoedelijk zal dit land wel binnen de eurozone blijven daar anders wordt gekozen voor ‘unchartered territory’ zonder te weten waartoe een uittreding zou kunnen leiden. Hoe dan ook blijft Griekenland nog voor jaren een blok aan het eurobeen.
Onder de huidige omstandigheden is verruiming van de geldhoeveelheid het enige “medicijn” dat de economie nog enigszins een voortkabbelend bestaan meegeeft met als belangrijkste drijfveer het in stand houden van de beurs. Een verkrappend monetair beleid zou direct leiden tot een stijgende rente die ongetwijfeld gevolgen krijgt voor de beurs die nu met steeds meer ‘leverage’ een ongekend opgaande trend laat zien zonder nog een connectie te hebben met de minder dan matig groeiende economie.
Buiten de beurs gaat het om de internationale monetaire ontwikkelingen en verhoudingen. Zo wees Lord Meghnad van The Official Monetary and Financial Institutions Forum (OMFIF) op de wens dat het SDR valutamandje (dollar, euro, pond sterling en yen) ook de Chinese munt, de renminbi alsmede goud zou moeten omvatten teneinde de geplande nieuwe monetaire “architectuur” een enigszins stabiliserend karakter mee te geven.
Afgezien van Griekenland vormen ook de opkomende landen een bron van toenemende zorg waar voor een slordige $4.500 miljard aan dollarleningen uitstaan (daterend uit de tijd dat de dollar nog goedkoop was). Dat dreigt nu op blaren zitten uit te lopen en zou wel eens de onderliggende factor kunnen zijn waarom de Fed zich nog steeds niet durft te committeren aan een hogere rente. Immers, dit zou een kettingreactie van ‘default’ leningen kunnen veroorzaken met alle gevolgen van dien, vergelijkbaar met de situatie in de Latijns-Amerikaanse landen begin jaren ’80 toen voormalig Fed president Paul Volcker de renteschroef aandraaide om de inflatie te beteugelen. Die is er nu (nog) niet. Destijds dienden de banken middels de zgn. Brady Bonds (toenmalig minister van Financiën) voor dit déficit op te draaien. Thans zou je de banken met “deze vondst” gezien hun gekunstelde balans de nek omdraaien.
Voor behoud van koopkracht en kapitaal is gezien het voorgaande van belang om over een ‘emergency escape’ te beschikken. Afgezien van edelmetaal en het parkeren van middelen bij een vertrouwde private equity partij geldt thans als derde alternatief het inspelen op de boven geschetste onvermijdelijke ontwikkeling. Dit betreft het op een relatief veilige manier gebruik maken van de opkomst van de Chinese munt. Nu het IMF kenbaar gemaakt heeft dat ‘dramatic changes are coming in the world’s monetary system’, zal de V.S. zich hiervan niet kunnen distantiëren. Bovengenoemde uitspraak duidt er op dat het IMF deze zomer de uitbreiding van het SDR mandje (Special Drawing Rights) aan de orde zal stellen en naar alle waarschijnlijkheid nader inhoud zal geven. Dat zou betekenen dat de Chinese renminbi naast de dollar, pond sterling, euro en yen een plaatsje toebedeeld krijgt. Duitsland en het V.K. zijn hier inmiddels enthousiast over.
De functie van de reservevaluta houdt in dat de wereldhandel in die valuta zal plaats vinden zoals dat nu nog in dollars gebeurt. Voor de renminbi zou dat betekenen dat de vraag naar deze munt enorm zal toenemen, hetgeen ook van invloed zal zijn op de valutaverhouding. Tevens dient men voor ogen te houden dat de Chinese economie allerminst stil staat en naar verwachting binnen 10 à 15 jaar zal zijn uitgegroeid tot ’s wereld grootste economie. Dus of de V.S. “deze move” nog zou kunnen/willen tegenhouden, zal niet van lange duur kunnen zijn. Mocht de V.S. met deze gedachte spelen dan heeft China middels de opzet van de AIIB laten zien in staat te zijn haar eigen weg in dezen te kunnen kiezen.
Door in Chinees waardepapier te gaan, anticipeert de belegger niet alleen op de gebruikelijke jaarlijkse rente-inkomsten maar tevens op de waardestijging van de Chinese munt. Sinds 2005 is de renminbi met gemiddeld 3% per jaar gestegen. Op samengestelde interestbasis is dit een stijging van 34%. Diverse landen houden de renminbi naast de dollar intussen reeds als reservemunt aan. Dat geldt met name de Aziatische landen maar met name ook Rusland, Zuid-Afrika en Iran. Dat bespaart immers valutatransacties in dollars en hierop heeft de V.S. geen enkele invloed. Als zodanig is de rol van de dollar in de wereldhandel sinds het begin van deze eeuw reeds naar ca. 61% teruggelopen.
De renminbi reserves worden doorgaans in korte termijnobligaties aangehouden. Weliswaar is die rente niet hoog maar gemiddeld resulteert dit in een opbrengst van 3,5%. Uitgaande van de gemiddelde waardestijging van de munt over de laatste 10 jaar ad 3% kom je per jaar gemiddeld uit op een rendement van 6,5%. Dat is evenmin indrukwekkend hoog maar aanzienlijk beter dan de karige, zo niet negatieve rentevergoeding te onzent. De valutavraag zal zich vooral op dit kortlopend staatspapier richten. Tenslotte is de schuldenpositie van China extern verwaarloosbaar en onvergelijkbaar met die van de V.S., ‘let alone’ de wankele positie van de euro.
Kijken we naar de uitkomsten van een fonds als Krane E Fund Commercial Paper Fund (NYSE – KCNY) dat nagenoeg uitsluitend in kortlopend Chinees staatspapier doet dan blijkt het gemiddelde resultaat zelfs op ruim 8% te zitten, wel met de aantekening dat dit resultaat in 2014 is teruggelopen naar 3,3% maar dat gold alleen 2014. Hoewel er geen garanties bestaan is het aantrekkelijk mee te kunnen liften op de toekomstige rol van de Chinese munt alsmede op die van de Chinese economie dat zich op termijn zal vertalen in een sterkere munt – een sterk duo! Tenslotte is dit fonds op de beurs van New York dagelijks verhandelbaar. Aan te raden is om deze belegging voor langere tijd aan te houden.
Robert Broncel